20 juli 2009
Heilige Pastoor van Ars over het priesterschap
De Pastoor van Ars was uiterst nederig, maar hij wist dat hij als priester een onmetelijke gave voor zijn mensen was: “Een goede herder, een herder naar Gods hart, is de grootste schat die de goede God een parochie kan geven en een van de waardevolste geschenken van de goddelijke barmhartigheid.”
Hij sprak over het priesterschap alsof hij de grootte van de aan het menselijk schepsel toevertrouwde gave en opgave eenvoudigweg niet kon vatten: “O, hoe groot is de priester!… Als hij zichzelf zou verstaan, zou hij sterven… God gehoorzaamt hem: hij spreekt twee zinnetjes uit en op zijn woord daalt de Heer van de hemel af en laat Zich omsluiten door een kleine Hostie…” En als hij aan de gelovigen het belang van de sacramenten uitlegde, zei hij: “Zonder het wijdingssacrament zouden wij de Heer niet hebben. Wie heeft Hem daar in het tabernakel gezet? De priester. Wie heeft uw ziel aangenomen toen u in deze wereld kwam? De priester. Wie voedt uw ziel, om haar de kracht te geven haar pelgrimstocht te volbrengen? De priester. Wie zal uw ziel er op voorbereiden voor God te verschijnen, door haar voor de laatste maal in het bloed van Christus te wassen? De priester, altijd weer de priester. En indien de ziel sterft [door de zonde], wie zal haar opwekken, wie zal haar rust en vrede geven? Alweer de priester…
Na God is de priester alles!… In de hemel zal hij zichzelf pas goed verstaan”. Deze uitspraken, die aan het priesterlijk hart van een heilig priester ontsproten zijn, zouden overdreven kunnen lijken. Maar daarin openbaart zich wel de buitengewone achting die hij voor het sacrament van het priesterschap had. Hij leek overweldigd door een grenzeloos verantwoordelijkheidsbesef: “Als wij werkelijk zouden begrijpen wat een priester op aarde is, zouden wij sterven: niet van schrik maar van liefde… Zonder de priester zouden de dood en het lijden van onze Heer tot niets dienen. Het is de priester die het werk van de verlossing op aarde voortzet… Wat zouden we hebben aan een huis vol goud als er niemand was die de deur ervan voor ons opende? De priester bezit de sleutel tot de hemelse schatten: hij is het die de deur opent; hij is de rentmeester van de goede God, de beheerder van Zijn goederen… Laat een parochie twintig jaar lang zonder priester, en men zal daar de dieren aanbidden… de priester is geen priester voor zichzelf, hij is het voor jullie.”
Uit de brief van paus Benedictus XVI bij de aanvang van het Jaar van de priester.
Hij sprak over het priesterschap alsof hij de grootte van de aan het menselijk schepsel toevertrouwde gave en opgave eenvoudigweg niet kon vatten: “O, hoe groot is de priester!… Als hij zichzelf zou verstaan, zou hij sterven… God gehoorzaamt hem: hij spreekt twee zinnetjes uit en op zijn woord daalt de Heer van de hemel af en laat Zich omsluiten door een kleine Hostie…” En als hij aan de gelovigen het belang van de sacramenten uitlegde, zei hij: “Zonder het wijdingssacrament zouden wij de Heer niet hebben. Wie heeft Hem daar in het tabernakel gezet? De priester. Wie heeft uw ziel aangenomen toen u in deze wereld kwam? De priester. Wie voedt uw ziel, om haar de kracht te geven haar pelgrimstocht te volbrengen? De priester. Wie zal uw ziel er op voorbereiden voor God te verschijnen, door haar voor de laatste maal in het bloed van Christus te wassen? De priester, altijd weer de priester. En indien de ziel sterft [door de zonde], wie zal haar opwekken, wie zal haar rust en vrede geven? Alweer de priester…
Na God is de priester alles!… In de hemel zal hij zichzelf pas goed verstaan”. Deze uitspraken, die aan het priesterlijk hart van een heilig priester ontsproten zijn, zouden overdreven kunnen lijken. Maar daarin openbaart zich wel de buitengewone achting die hij voor het sacrament van het priesterschap had. Hij leek overweldigd door een grenzeloos verantwoordelijkheidsbesef: “Als wij werkelijk zouden begrijpen wat een priester op aarde is, zouden wij sterven: niet van schrik maar van liefde… Zonder de priester zouden de dood en het lijden van onze Heer tot niets dienen. Het is de priester die het werk van de verlossing op aarde voortzet… Wat zouden we hebben aan een huis vol goud als er niemand was die de deur ervan voor ons opende? De priester bezit de sleutel tot de hemelse schatten: hij is het die de deur opent; hij is de rentmeester van de goede God, de beheerder van Zijn goederen… Laat een parochie twintig jaar lang zonder priester, en men zal daar de dieren aanbidden… de priester is geen priester voor zichzelf, hij is het voor jullie.”
Uit de brief van paus Benedictus XVI bij de aanvang van het Jaar van de priester.