6 september 2009
Preek voor de 14e zondag na Pinksteren
Salomon, in al zijn heerlijkheid, was niet gekleed als één van deze.
Epistel
Galaten 5, 16-24
Broeders, gij moet leven naar de geest; dan zult gij de begeerten van het vlees niet inwilligen. Het vlees immers begeert, tegen de geest, en de geest tegen het vlees; want de een strijdt tegen de ander, om u af te trekken van hetgeen gij zoudt willen doen. Maar als gij u laat leiden door de geest, is er geen wet, die u treft. De werken nu van het vlees zijn welbekend; het zijn immers: ontucht, onreinheid, oneerbaarheid en zedeloosheid; afgodendienst, toverij en vijandschap; twist, afgunst en toorn; onenigheid, tweedracht en verdeeldheid; jaloersheid, doodslag, dronkenschap en onmatigheid; en meer dergelijke dingen. Maar ik zeg u van te voren, zoals ik vroeger ook reeds gedaan heb, dat zij, die zulke dingen doen, het rijk van God niet zullen verwerven. Daarentegen zijn de vruchten van de geest: liefde en vreugde, vrede en geduld; welwillendheid en goedheid, lankmoedigheid en zachtmoedigheid; getrouwheid en bescheidenheid, zelfbeheersing en reinheid. Tegen zulke mensen richt zich geen enkele wet. Degenen nu, die Christus toebehoren, hebben hun vlees aan het kruis geslagen met al zijn ondeugden en begeerten.
Evangelie
Mattheüs 6, 24-33
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: Niemand kan twee heren dienen; want hij zal of de een haten en de ander beminnen, of de een op de handen dragen en de ander verwaarlozen. Gij kunt niet tegelijk God dienen en de mammon! Daarom zeg Ik u: Weest niet angstig bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten, of voor uw lichaam, waarmede gij u zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleding? Ziet naar de vogelen des hemels; zij zaaien niet, en zij maaien niet en verzamelen niet in schuren; en toch, uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij niet veel meer waard dan zij? En wie uwer kan met al zijn denken aan zijn lengte één el toevoegen? En wat maakt gij u angstig bezorgd over kleding? Ziet de lelies op het veld, hoe ze groeien; zij werken niet en spinnen niet; en tóch zeg Ik u, dat Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was als één van deze. Als God nu het gewas op het veld, dat heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Wilt dus niet angstig bezorgd zijn en zeggen: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want dat zijn dingen, waar de heidenen naar vragen. Immers uw Vader weet, dat gij dit alles nodig hebt. Zoekt derhalve eerst het rijk Gods en Zijn gerechtigheid en al dat andere zal u geschonken worden als toegift.
Preek
“Zoekt eerst het rijk Gods en Zijn gerechtigheid, en alles wordt u in de schoot gegeven.” Er is geen woord van de Heer dat dieper in onze ziel moet doordringen dan dit. Vragen wij dus om Gods genade, want wat wij allereerst moeten zoeken, is niet iets van onszelf, maar van God, namelijk Zijn rijk en Zijn gerechtigheid.
De mens wordt vandaag beheerst door een bijna onuitroeibaar egoïsme. De Heer Zelf spreekt erover in het Evangelie van vandaag: Dit alles is het waarnaar de heidenen streven: voedsel, kleding, geld en genot, dus de tijdelijke dingen; dat wat de zinnen treft en bevredigt. Jezus veroordeelt dit en zelfs ook de angstige bezorgdheid om het noodzakelijke. Wat valt er dan te zeggen over de begeerte naar het overbodige, naar luxe en rijkdom? Al mogen wij onszelf misschien vrij achten van de grovere vormen van uitingen van hebzucht, er zijn nog zo veel fijnere vormen van egoïsme: hoogmoed en ijdelheid, huichelarij en afgunst. Aan deze lasten kunnen wij niet ongezien ontkomen en om hierin de volkomenheid te bereiken moeten wij intensief de tegenovergestelde deugden oefenen.
Bidden wij dat de Heer ons hart vrijmaakt van begeerte en onrustige bezorgdheid, dat Hij het vervult met een sterk en brandend verlangen naar Zijn heerschappij. Vragen wij ons af met hoeveel gewicht wij aan het vergankelijke hechten, hoezeer interesseren ons de onnodige dingen van de dag, bijvoorbeeld nutteloos nieuws in kranten en op de televisie en nog nuttelozere oppervlakkige opinies van de ‘groten’ in onze samenleving. En vragen wij ons dan af hoe snel wij het belang van het ene noodzakelijke, God en Zijn heilige Wil, zijn kwijtgeraakt. Een oprecht antwoord op deze vragen is altijd het beste fundament om de deugden te kunnen beoefenen.
Beminde gelovigen, zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, maar hoe moeten wij dat zoeken en hoe bereiken wij het zodanig dat het ons hart vervult? Allereerst moeten wij de wil opwekken om geen ander verlangen te kennen dan God te beminnen met geheel ons hart en met geheel onze ziel. Dus met de wil moeten wij de strijd tegen ons eigen egoïsme aangaan om te bereiken niet wat ik wil maar wat de Wil van God is. Zijn Wil bevrijdt onze ziel uit de gevangenis van het leven in lasten. Het is belangrijk dat wij de wil niet verwisselen met het wisselvallige menselijke gevoel dat de mens geen stap verder brengt naar God toe. Het gevoel bedreigt het verstand en maakt de wil slap. Door middel van de wilskracht is de mens in staat om zich boven het eigen tijdelijke belang te verplaatsen. De wilskracht, die voortvloeit uit de geestelijke erkenning, heeft aan de martelaren hun heroïsche moed ingegeven om alles voor God te geven. De wil is de beste weg naar God en de weg die wij moeten gaan als wij Zijn koninkrijk met een oprecht hart zoeken; het koninkrijk dat een thuis voor onze ziel zal zijn, omdat de ziel eerst bij God zich tot haar volle leven kan ontplooien.
De ziel die God boven alles en in alles bemint is zo kostbaar in de ogen van de Heer, dat ook ‘al het andere’, dus dat wat de mens nodig heeft in zijn aardse leven, haar wordt toegeworpen als een toegift. God schenkt reeds hier op aarde honderdvoudig terug het weinige dat wij om Zijnentwil prijsgeven. Hoeveel geestelijke weldaden heeft Hij ons niet bewezen, waarbij de aardse goederen in het niets verzinken? Denken wij aan de genade van de communie of van de heilige biecht. Dikwijls schenkt Hij ook tijdelijke goederen die ingezet kunnen worden voor de aardse missie van de Kerk, bijvoorbeeld de vermogenloze beweging van de Traditie. Hoe hebben wij in slechts 40 jaar tijd honderden kerken, kloosters en seminaries kunnen bouwen als God ons dat alles niet toegeworpen heeft?
Beminde gelovigen, God leidt alles ten goede voor degenen die Hem beminnen. Dit is niet verwonderlijk, want de heilige rust in God, Die de grond is van alle dingen. Het rusten in God is onze roeping hier op aarde, en alles wat nodig is om deze rust te bereiken is te zoeken en te vinden in en door het ernstige verlangen daarnaar. Amen.
Epistel
Galaten 5, 16-24
Broeders, gij moet leven naar de geest; dan zult gij de begeerten van het vlees niet inwilligen. Het vlees immers begeert, tegen de geest, en de geest tegen het vlees; want de een strijdt tegen de ander, om u af te trekken van hetgeen gij zoudt willen doen. Maar als gij u laat leiden door de geest, is er geen wet, die u treft. De werken nu van het vlees zijn welbekend; het zijn immers: ontucht, onreinheid, oneerbaarheid en zedeloosheid; afgodendienst, toverij en vijandschap; twist, afgunst en toorn; onenigheid, tweedracht en verdeeldheid; jaloersheid, doodslag, dronkenschap en onmatigheid; en meer dergelijke dingen. Maar ik zeg u van te voren, zoals ik vroeger ook reeds gedaan heb, dat zij, die zulke dingen doen, het rijk van God niet zullen verwerven. Daarentegen zijn de vruchten van de geest: liefde en vreugde, vrede en geduld; welwillendheid en goedheid, lankmoedigheid en zachtmoedigheid; getrouwheid en bescheidenheid, zelfbeheersing en reinheid. Tegen zulke mensen richt zich geen enkele wet. Degenen nu, die Christus toebehoren, hebben hun vlees aan het kruis geslagen met al zijn ondeugden en begeerten.
Evangelie
Mattheüs 6, 24-33
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: Niemand kan twee heren dienen; want hij zal of de een haten en de ander beminnen, of de een op de handen dragen en de ander verwaarlozen. Gij kunt niet tegelijk God dienen en de mammon! Daarom zeg Ik u: Weest niet angstig bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten, of voor uw lichaam, waarmede gij u zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleding? Ziet naar de vogelen des hemels; zij zaaien niet, en zij maaien niet en verzamelen niet in schuren; en toch, uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij niet veel meer waard dan zij? En wie uwer kan met al zijn denken aan zijn lengte één el toevoegen? En wat maakt gij u angstig bezorgd over kleding? Ziet de lelies op het veld, hoe ze groeien; zij werken niet en spinnen niet; en tóch zeg Ik u, dat Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was als één van deze. Als God nu het gewas op het veld, dat heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Wilt dus niet angstig bezorgd zijn en zeggen: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want dat zijn dingen, waar de heidenen naar vragen. Immers uw Vader weet, dat gij dit alles nodig hebt. Zoekt derhalve eerst het rijk Gods en Zijn gerechtigheid en al dat andere zal u geschonken worden als toegift.
Preek
“Zoekt eerst het rijk Gods en Zijn gerechtigheid, en alles wordt u in de schoot gegeven.” Er is geen woord van de Heer dat dieper in onze ziel moet doordringen dan dit. Vragen wij dus om Gods genade, want wat wij allereerst moeten zoeken, is niet iets van onszelf, maar van God, namelijk Zijn rijk en Zijn gerechtigheid.
De mens wordt vandaag beheerst door een bijna onuitroeibaar egoïsme. De Heer Zelf spreekt erover in het Evangelie van vandaag: Dit alles is het waarnaar de heidenen streven: voedsel, kleding, geld en genot, dus de tijdelijke dingen; dat wat de zinnen treft en bevredigt. Jezus veroordeelt dit en zelfs ook de angstige bezorgdheid om het noodzakelijke. Wat valt er dan te zeggen over de begeerte naar het overbodige, naar luxe en rijkdom? Al mogen wij onszelf misschien vrij achten van de grovere vormen van uitingen van hebzucht, er zijn nog zo veel fijnere vormen van egoïsme: hoogmoed en ijdelheid, huichelarij en afgunst. Aan deze lasten kunnen wij niet ongezien ontkomen en om hierin de volkomenheid te bereiken moeten wij intensief de tegenovergestelde deugden oefenen.
Bidden wij dat de Heer ons hart vrijmaakt van begeerte en onrustige bezorgdheid, dat Hij het vervult met een sterk en brandend verlangen naar Zijn heerschappij. Vragen wij ons af met hoeveel gewicht wij aan het vergankelijke hechten, hoezeer interesseren ons de onnodige dingen van de dag, bijvoorbeeld nutteloos nieuws in kranten en op de televisie en nog nuttelozere oppervlakkige opinies van de ‘groten’ in onze samenleving. En vragen wij ons dan af hoe snel wij het belang van het ene noodzakelijke, God en Zijn heilige Wil, zijn kwijtgeraakt. Een oprecht antwoord op deze vragen is altijd het beste fundament om de deugden te kunnen beoefenen.
Beminde gelovigen, zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, maar hoe moeten wij dat zoeken en hoe bereiken wij het zodanig dat het ons hart vervult? Allereerst moeten wij de wil opwekken om geen ander verlangen te kennen dan God te beminnen met geheel ons hart en met geheel onze ziel. Dus met de wil moeten wij de strijd tegen ons eigen egoïsme aangaan om te bereiken niet wat ik wil maar wat de Wil van God is. Zijn Wil bevrijdt onze ziel uit de gevangenis van het leven in lasten. Het is belangrijk dat wij de wil niet verwisselen met het wisselvallige menselijke gevoel dat de mens geen stap verder brengt naar God toe. Het gevoel bedreigt het verstand en maakt de wil slap. Door middel van de wilskracht is de mens in staat om zich boven het eigen tijdelijke belang te verplaatsen. De wilskracht, die voortvloeit uit de geestelijke erkenning, heeft aan de martelaren hun heroïsche moed ingegeven om alles voor God te geven. De wil is de beste weg naar God en de weg die wij moeten gaan als wij Zijn koninkrijk met een oprecht hart zoeken; het koninkrijk dat een thuis voor onze ziel zal zijn, omdat de ziel eerst bij God zich tot haar volle leven kan ontplooien.
De ziel die God boven alles en in alles bemint is zo kostbaar in de ogen van de Heer, dat ook ‘al het andere’, dus dat wat de mens nodig heeft in zijn aardse leven, haar wordt toegeworpen als een toegift. God schenkt reeds hier op aarde honderdvoudig terug het weinige dat wij om Zijnentwil prijsgeven. Hoeveel geestelijke weldaden heeft Hij ons niet bewezen, waarbij de aardse goederen in het niets verzinken? Denken wij aan de genade van de communie of van de heilige biecht. Dikwijls schenkt Hij ook tijdelijke goederen die ingezet kunnen worden voor de aardse missie van de Kerk, bijvoorbeeld de vermogenloze beweging van de Traditie. Hoe hebben wij in slechts 40 jaar tijd honderden kerken, kloosters en seminaries kunnen bouwen als God ons dat alles niet toegeworpen heeft?
Beminde gelovigen, God leidt alles ten goede voor degenen die Hem beminnen. Dit is niet verwonderlijk, want de heilige rust in God, Die de grond is van alle dingen. Het rusten in God is onze roeping hier op aarde, en alles wat nodig is om deze rust te bereiken is te zoeken en te vinden in en door het ernstige verlangen daarnaar. Amen.