25 december 2009

Preek voor het Hoogfeest van Kerstmis (Dagmis)


Epistel
Hebr. 1, 1-12
Broeders, nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij tot erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat, door wie Hij ook het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen, en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, even hoog verheven boven de engelen als de naam, die zijn erfdeel is geworden, de hunne overtreft. Want tegen welke engel heeft Hij ooit gezegd: Mijn zoon ben jij, Ik heb je vandaag verwekt? Of: Ik zal voor hem een vader zijn, en hij zal voor Mij een zoon zijn? Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt, zegt Hij: Alle engelen van God moeten zich voor Hem neerwerpen. Over de engelen zegt Hij: Hij die zijn engelen tot stormwinden maakt en zijn dienaren tot laaiend vuur, maar over de zoon: Uw troon, o God, staat voor altijd en eeuwig, en: De scepter van het recht is de scepter van uw koningschap. Gerechtigheid hebt U liefgehad en onrecht gehaat; daarom, o God, heeft uw God U gezalfd met de olie van de vreugde, als geen van uw gelijken. En: In het begin, Heer, hebt U de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk van uw handen. Zij zullen vergaan, U echter blijft. Alle zullen ze verslijten als kleren, U zult ze opvouwen als een mantel, als een kledingstuk zullen zij verwisseld worden. U echter bent dezelfde en uw jaren nemen geen einde.

Evangelie
Johannes 1, 1-14
In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was, had leven in Hem, en het leven was het licht van de mensen. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan. Er is een mens geweest, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Hij kwam als getuige: hij moest getuigen van het licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Hij was niet het licht, hij moest getuigen van het licht. Het ware licht was er, dat elke mens verlicht en dat in de wereld moest komen. Het was in de wereld, een wereld die door Hem was ontstaan, en die wereld heeft Hem niet erkend. In zijn eigen huis is Hij gekomen, en zijn eigen mensen hebben Hem niet opgenomen. Aan diegenen die Hem toch opnamen, heeft Hij het vermogen gegeven om kinderen te worden van God: aan hen die geloven in zijn naam. Niet langs de weg van het bloed, niet door de begeerte van het vlees of door mannelijk streven, maar uit God zijn ze geboren. Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid.

Preek
De vrucht van Jezus’ menswording en verlossing is het kindschap Gods. “Toen de volheid van de tijd was gekomen, zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, om hen die onder de Wet stonden vrij te kopen, opdat wij allen het kindschap zouden ontvangen.” (Gal. 4, 4) Maar hoe ziet het eruit met de ontvangst van Christus? In onze tijd hebben de mensen maar een vage voorstelling van God. Zo horen wij bijna dagelijks: “Ik geloof wel dat er iets is…” Het Kerstfeest echter getuigt ervan dat dit ‘iets’ ‘Iemand’ zou moeten zijn, namelijk Jezus Christus, de Redder van de wereld.

Omdat de Zoon mens is geworden, en wel een lijdende mens ‘die staat onder de Wet’, zijn wij bevrijd van de zonde. Wij zijn geen slaven meer, maar kinderen van de Vader in de hemel, Die alleen Vader en alleen goed is.

Zich kind van God weten en voelen is het ware geluk van een christenmens; dat is de eigenlijke vreugde van het Kerstfeest. Het mag niet voorkomen dat de vijanden van het christendom ons kunnen verwijten: “Zij beweren verlost te zijn, kinderen van God, die de hemel geopend zien en vandaar hun Zaligmaker verwachten, maar zij gedragen zich niet als verlosten, zij zijn zonder vreugde en fierheid, zij hebben het uiterlijk van slaven, zoals alle anderen”. Is het niet waar, dat het goddelijk kindschap voor de meesten van ons theorie blijft, een onwerkelijke overtuiging zonder invloed op het leven? Is het woord van Sint Jan, dat wij bijna dagelijks vernemen, voor ons wel levende en hoogste realiteit? “Aan allen die Hem ontvingen gaf Hij de macht Gods kinderen te worden, aan allen die in Zijn Naam geloven.” (Joh. 1, 12) Wij geloven dat wij door Gods genade bij het doopsel Zijn kinderen zijn geworden. Maar dit geloof leeft niet, het straalt niet vanuit zijn verborgen centrum in het diepst van onze ziel over ons denken en voelen en doen; het is niet volop wat Sint Jan bedoelt met ‘geloven in Zijn Naam’.

Beminde gelovigen, geloven is leven, en leven is levendig, precies zoals het Woord vlees is geworden en onder ons heeft gewond, en nog steeds in ieder tabernakel onder ons aanwezig – en dus waarneembaar – is. Christus zichtbaar te maken in ons leven is wat het geloof in ons moet bewerken. Dit vraagt overgave en overgave bestaat in de liefde. Christus heeft Zich aan de wereld overgeven, zodat wij ons aan Hem kunnen overgeven. In deze redenering wordt de totaliteit van de betekenis van Gods geboorte zichtbaar. Deze kan niet worden teruggedrongen tot een feest in de familie, maar wil zich uitbreiden tot ons gehele leven, van het buitenste tot aan het binnenste van ons wezen. Dat is de betekenis die het kindschap Gods en de geboorte van Jezus Christus voor ons zouden moeten hebben.

Misschien is deze betekenis voor velen nog onbekend, ja is het voor enkelen zelfs beangstigend om zich over te geven, om de vrijheid prijs te geven. De mens die zo denkt heeft nog niet begrepen dat met Jezus de hemel op aarde is gekomen, niet om de aarde hemels te maken, maar om een weg uit de aardse slavernij te bereiden, om naar boven te kijken en naar het boven ons zijnde te streven in de Godmens Jezus Christus, de Bevrijder en Redder van onze ziel Amen.