Epistel
Kor. 9, 24-27; 10 en 11-5
Broeders, weet gij niet, dat de deelnemers aan een wedloop in de renbaan wel allen lopen, maar dat slechts één de zegeprijs verwerft? Aldus moet gij lopen, om die ook te behalen. Maar iedereen, die aan de wedstrijd meedoet, onthoudt zich van alles; en zij nog wel om een krans te winnen, die verwelkt - wij echter om een, die onvergankelijk is. Ik loop daarom zó, niet als in den blinde weg; ik worstel zó, dat ik niet sla in de lucht. Maar ik beuk mijn eigen lichaam, en breng het onder bedwang, om niet - na anderen gepredikt te hebben - zelf verloren te gaan. Want gij moet wel weten, broeders: onze vaderen zijn allen onder de wolk geweest, en allen zij zij door de zee heengegaan, en allen zijn zij gedoopt in de wolk en in de zee tot eenheid met Mozes; en allen hebben zij dezelfde bovennatuurlijke spijs gegeten en allen dezelfde bovennatuurlijke drank gedronken; zij dronken namelijk van een geestelijke rots, die met hen meeging, en die rots was Christus. Maar toch heeft God in de meesten van hen geen welbehagen gevonden.
Evangelie
Matth. 20, 1-16
In die tijd hield Jezus Zijn leerlingen deze gelijkenis voor: Het rijk der hemelen gelijkt op een huisvader, die vroeg in de morgen er op uitging, om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. En hij kwam met de arbeiders overeen voor één tienling per dag, en zond hen naar zijn wijngaard. Tegen het derde uur ging hij nogmaals uit en zag weer anderen op de markt werkeloos staan; en hij zeide hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard, en wat billijk is, zal ik u geven. En zij gingen er heen. Opnieuw ging hij uit tegen het zesde en negende uur en handelde op dezelfde wijze. Toen hij echter tegen het elfde uur uitging, vond hij daar nog anderen staan, en hij zeide hun: Waarom staat gij hier de hele dag zonder iets te doen? Zij gaven hem ten antwoord: Omdat niemand ons gehuurd heeft. En hij zeide tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Toen het nu avond was geworden, sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders, en betaal hun het loon uit, te beginnen bij de laatsten en zo vervolgens tot de eersten. Zij, die tegen het elfde uur gekomen waren, traden dan naar voren, en ontvingen ieder een tienling. En toen de eersten kwamen, dachten zij meer te ontvangen; maar ook zij kregen ieder één tienling. En terwijl zij die aannamen, morden zij tegen de huisvader, en zeiden: Die laatsten hebben slechts één uur gewerkt, en hij gaat ze gelijkstellen met ons, die de last van de dag en de hitte hebben gedragen! Maar hij antwoordde aan een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht; zijt gij niet met mij overeengekomen voor één tienling? Neem dus wat u toekomt, en ga heen. Ik wil echter ook aan die laatste evenveel geven als aan u. Staat het mij soms niet vrij, te doen, wat ik verkies? Of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Preek
Op deze zondag Septuagesima vraagt de Kerk haar gelovigen om zich met hart en ziel goed voor te bereiden op de heilige Vastentijd. De drie zondagen voorafgaand aan Aswoensdag zijn dagen van overgang. In het liturgisch jaar gaan wij van de vreugde van Kerstmis en de Openbaring naar het bezinnen en de boete van de Vastentijd. Als een wijze moeder is de Kerk zich bewust van onze menselijke zwakheid en weet zij hoe moeilijk het voor ons is om van de grote feesten over te gaan naar de geest van het vasten en boete doen. Daarom heeft zij deze overgangsperiode ingesteld. Het is nog niet de echte Vastentijd, maar wij bemerken al de paarse kleur, geen gloria en geen alleluja. De teksten in deze tijd spreken over de zondeval en de redding die uit de hemel komt.
Beminde gelovigen! Het is belangrijk om het Evangelie van vandaag goed te begrijpen. De kern van de les die onze Heer aan de joden gaf, is dat de dag nabij was waarop hun wet zou moeten wijken voor de wet van het Evangelie. Jezus wilde door deze parabel duidelijk maken dat ook de heidenen zijn geroepen om met God een verbond aan te gaan. Heel vaak wordt deze gelijkenis over de arbeiders en de wijngaard niet goed begrepen. Soms wordt er een te grote nadruk gelegd op de onbegrijpelijke gerechtigheid van de wijnheer. Dat heeft met ons menselijk begrip van gerechtigheid niet veel te maken. Maar in dit Evangelie gaat het niet over de sociale rechten van de arbeiders. Het voornaamste zijn de rol van de Kerk, de oproep tot de heidenen, en de verlossing als een reine genade Gods.
Laten wij de gelijkenis nog eens overwegen: In de wijngaard kunnen wij het joodse volk zien dat het eerst werd geroepen. Wij kunnen ook de gehele mensheid in haar verschillende gestalten beschouwen, vanaf het begin van de wereld tot de tijd waarin God Zelf onder ons mensen is gekomen, om hen die in Hem geloven te verenigen in een zichtbare en blijvende gemeenschap. De ochtend van de wereld is de tijd van Adam tot Noach; het derde uur is de tijd van Noach tot Abraham, het zesde uur de tijd van Abraham tot het optreden van Mozes, en het negende uur is de tijd van de profeten tot de komst van onze Heer. Te elfder ure, toen het einde van de wereld nabij scheen, is de Messias gekomen. Hij heeft de grootste weldaden van Zijn barmhartigheid weggelegd voor deze tijd, waarin het heil ook aan de heidenen te beurt zou vallen door de prediking van de apostelen. Door dit mysterie wil Jezus de hoogmoed van de joden beschamen. In het zelfzuchtig verzet van de arbeiders van het eerste uur tegen de huisvader tekent Hij de weerzin die zich van de meeste farizeeërs en schriftgeleerden meester maakte toen zij ook de heidenen tot het heil zagen toetreden. Deze hoogmoed zal naar behoren worden gestraft. Hard en verbitterd geworden zal Israël, dat de hitte van de dag heeft verduurd, worden verworpen; en wij, de heidenen, de werkers van het laatste uur, wij zullen de eersten zijn, daar wij de kinderen zijn van de katholieke Kerk, de Bruid van Gods Zoon.
In de gelijkenis van het Evangelie van vandaag, werken de arbeiders voor een denarie. Het is een symbool van onze redding. Iedereen is ertoe geroepen, maar het blijft altijd een vrije gave van Gods barmhartigheid. Wij moeten het goed begrijpen: Niemand kan zeggen dat hij er recht op heeft, dat hij het heeft verdiend. De verlossing is een gave, een reine genade van God. Wij krijgen die gave door de oneindige verdiensten van Jezus Christus Die haar volheid aan de katholieke Kerk heeft toevertrouwd.
Als wij de redding als een vrije gave van God beschouwen, dan zou het ons duidelijk moeten zijn dat die voor iedereen gelijk is. Dus elke arbeider, ongeacht het uur dat hij is begonnen te werken, krijgt hetzelfde loon. De verlossing blijft dezelfde genade zowel voor degenen die in de ochtend geroepen zijn als voor degenen die op het laatste moment met de arbeid beginnen. Die genade is dus niet afhankelijk van de tijd waarop iemand begint te werken. De joden waren de eersten, en zij hebben de hitte van de dag moeten doorstaan. Maar toch zijn zij verworpen, omdat zij niet trouw zijn gebleven. Het is niet genoeg om met de arbeid te beginnen of de roep van God te beantwoorden. Wij moeten de arbeid ook goed vervullen en trouw blijven aan deze roep tijdens de hele ‘dag van ons leven’.
Beminde gelovigen! De roeping van de verschillende arbeiders kunnen wij ook als de roeping van ieder van ons beschouwen. Wij moeten de wijngaard van onze ziel bewerken. God heeft ons Zijn verlossing beloofd. Al blijft die verlossing Zijn genade, toch moeten wij goed werken om haar te veroveren. Niemand van ons weet hoeveel tijd hij nog heeft voordat hij zijn leven moet verantwoorden. En niemand van ons kan zeggen dat hij al genoeg heeft gewerkt en zijn loon heeft verdiend. Wij moeten elke dag in alle omstandigheden van het leven Gods wet bewaren en volgens Zijn leer leven. Nemen wij de waarschuwing die Jezus vandaag geeft toch ernstig: velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. Amen.