8 maart 2010
Preek voor de derde zondag van de Vasten
Jezus drijft een onreine geest uit, waarop een vrouw uit de menigte haar stem verheft en Hem toeroept: zalig de schoot die U mocht dragen.
Zoals de teksten in de meeste Missen gedurende de vastentijd, biedt ook de tekst van vandaag een treffend beeld van de tragiek van het menselijk bestaan: de verdeeldheid en de tweestrijd, die in ieder van ons heersen en waarvan de H. Paulus getuigt wanneer hij zegt: “ik doe niet wat ik wil, maar ik doe juist wat ik verfoei.” Enerzijds zijn wij geroepen tot een heilig en vlekkeloos leven, anderzijds ervaren wij, in het diepste van ons wezen, de zwaarte van het lichaam met zijn begeerlijkheid. Deze werkelijkheid van het menselijk leven zouden wij moeten afleggen door boete, vasten en versterving om ons met de nieuwe mens in Christus te kunnen bekleden.
Dat het opnieuw mens worden in Christus niet slechts een voornemen is van ons verstand bewijst de werkelijkheid van ons bestaan. Dat het lichaam tucht moet ondergaan is een logisch gevolg van de gevaren die ons van buitenaf bedreigen. De wereld waarin wij leven, met haar verlokkingen en vooral haar openlijke en steeds groeiende onachtzaamheid van de ware, geestelijke betekenis van ons bestaan, vergt van ons een voortdurende zielskracht en waakzaamheid om niet te bezwijken voor haar verraderlijke invloed op onze heiligste roeping: God te dienen en de zaligheid te ontvangen.
Beminde gelovigen, de weg van het christelijke leven verloopt door bekering en boete, door onthechting en zelfbeheersing. Alleen deze weg houdt de mens af van de zonde. Na deze eerste loutering, die noodzakelijk is om in de genade te kunnen leven, volgt het stadium van de verlichting. Dit betekent niet dat de zuivering voltooid is, het betekent alleen dat de ergste en meest opvallende fouten zijn overwonnen en dat de weg is vrijgemaakt voor ware vooruitgang in de dienst des Heren.
Ons vasten dient om God te kunnen dienen, maar om Hem te kunnen dienen moeten wij ons bestaan ernstig nemen; om Zijn genade te kunnen ontvangen moeten wij ons disciplineren, anders zou de genade in ons onwerkzaam blijven. Wij erkennen nu eindelijk onze grote verantwoordelijkheid met betrekking tot onze verlossing: onze actieve medewerking wordt vereist. De moderne dwaling dat iedereen tot God komt omdat Hij liefde is, is een verraderlijke list van de duivel om onze ziel in bezit te krijgen.
Beminde gelovigen, God is liefde, maar Hij wil ook dat wij Hem liefhebben. Deze liefde bewijzen wij Hem door de bereidheid om nieuwe mensen te worden in Zijn Zoon, Jezus Christus. Deze bereidheid sluit onze eigen wil en elk voorbehoud uit. De oude mens moet sterven op het kruis voordat de nieuwe mens tot leven kan komen. Deze werkelijkheid van medeverantwoordelijkheid voor de eigen verlossing lijkt bij veel mensen in de huidige tijd volledig verloren te zijn gegaan, tegelijkertijd met de opkomst van de vereiste medeverantwoordelijkheid in het civiele leven. Wij mensen zijn in waarheid stom en blind. Wanneer begrijpen wij toch eindelijk dat wij hulpeloze kinderen zijn, die niet in staat zijn om een eigen verantwoordelijkheid uit te oefenen? Wij zijn kinderen die aan de hand van de Kerk tot verlossing worden geleid en die in de civiele maatschappij door orde en recht tegen de zonde beschermd dienen te worden. Mogen wij door vasten en boete de geest van ware nederigheid en gehoorzaamheid gaan beoefenen. Amen.