“Vreest niet! Gij zoekt Jezus van Nazareth Die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Ziet de plaats waar men Hem had neergelegd.” Deze woorden van een engel hoorden de heilige vrouwen die naar het graf van Jezus gingen om Zijn lichaam te balsemen. Hij is verrezen – met deze woorden nodigt de Kerk ook ons in de gehele Paasliturgie uit tot een innige blijdschap. “Hij is waarlijk verrezen.” Zijn lijden en dood waren voor Hem geen ondergang: zij waren de hoge losprijs voor de zielen, voor onze zielen. Dit was het herstel uit de zonde, de prijs van de nieuwe vriendschap tussen God en de mensen.
Geheel de Kerk is vol van blijdschap en dankt God. Wat kunnen wij anders doen dan blij zijn zowel inwendig als naar buiten om dit grote geluk, deze vernieuwing van het leven, om deze glorie vooral van onze Heer en Redder, Jezus Christus? Maar niet alleen blijdschap regeert in deze tijd in de Kerk. Zij is ook enorm dankbaar voor alles wat Christus voor ons heeft gedaan. En dit is: ons de hemel teruggegeven en Gods liefde.
Met dankbaarheid en vreugde moeten ook onze harten vervuld worden. “Dit is de dag die de Heer gemaakt heeft; laat ons heden juichen en blij zijn” – zingen wij in het graduale. Naast de blijdschap brengt het feest van Pasen ons de hoop, de hoop dat wij op een dag ook zullen verrijzen om met God eeuwig te leven. En dit leven zal een heel ander leven zijn, een nieuw leven.
Christus begon met Zijn verrijzenis een heel nieuw leven, het verheerlijkte leven. Wij mogen niet aan Jezus’ verrijzenis denken als een terugkeer tot het oude, als een opnemen van de draad daar waar hij op Goede Vrijdag was afgebroken. Jezus’ opstanding is geheel anders dan die van Zijn vriend Lazarus die weer binnenstrompelde in het aardse bestaan. Van Christus geldt als eerste en hoogste reeds heden het woord: ”Zie, alles is nieuw geworden” (Openb. 21, 5). Tot aan Zijn dood had de Heer – vrijwillig, uit liefde tot ons – op Zich genomen geheel de lijdelijkheid van ons mensenbestaan. Als de enige Zoon had Hij recht op de hoogste en volkomen vreugde, op het zuiverste geluk, – en altijd doorschouwde Zijn geest het wezen van God. Ook wij hopen in de hemel God te aanschouwen en daardoor volmaakt gelukkig te zijn. Jezus zag op aarde reeds God; maar het volmaakte geluk dat daaraan verbonden is, heeft Hij getemperd, heeft Hij als het ware belet ten volle uit te stromen, om te kunnen lijden voor onze zonden. Zo was Hij omwille van ons, zoals de Evangeliën vertellen, vermoeid, sliep Hij op het kussen in de boot van Petrus, weende Hij over de ondergang van Jeruzalem, de trouweloze en toch geliefde stad; was Hij innig ontroerd over de dood van Zijn vriend, ten dode toe bedroefd in de Hof, waar Zijn apostelen Hem alleen lieten; verdroeg Hij ten slotte Zijn bitter lijden en stierf Hij aan het kruis. Hij proefde de pijn en de smart meer dan wie ook. Maar nu, op deze Paasdag, zijn lijden en sterfelijkheid voorbij. Zijn lichaam kent geen pijn, geen honger en dorst meer. Het nieuwe leven kent geen dood meer. Zijn Hart kent geen droefheid meer, Zijn ziel geen benauwdheid meer, noch angst. Alle vezels van Zijn wezen staan thans gespannen voor de hoogste vreugde, voor geluk, leven, licht in Gods heilige liefde. Dit is de betekenis van het woord van Paulus: “Wij weten, dat Christus, nu Hij van de doden is opgewekt, niet meer sterven kan; de dood heeft geen macht meer over Hem: Zijn sterven was een sterven aan de zonde eens voor al, Zijn leven is louter leven voor God” (Rom. 6, 9-10).
Beminde gelovigen! Christus leeft. Dat is de waarheid die ons geloof inhoud geeft. Dat is de waarheid waarop heel ons christen-zijn is gegrondvest. Jezus, Die aan het kruis stierf, is opgestaan. Hij heeft de dood overwonnen, heeft gezegevierd over de machten van de duisternis, over de pijn en de angst. En Hij heeft ons het leven gebracht. Laten wij deze waarheid met vreugde en geloof straks in het Credo belijden en die elke dag opnieuw beleven. Amen.