12 september 2010

Preek voor de zestiende zondag na Pinksteren

Epistel
Efesiërs 3, 13–21
Broeders, ik bid u, dat gij niet de moed verliest ter wille van de wederwaardigheden, die ik voor u verduur; want dat is juist een eer voor u. Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heer Jezus Christus, aan Wie alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent. Moge Hij overeenstemmig de rijkdom van Zijn glorie u geven: dat gij naar de inwendige mens krachtig wordt gesterkt door Zijn Geest, en dat Christus woont in uw hart door het geloof; opdat gij, aldus geworteld en bevestigd in de liefde, in staat zijt om met alle heiligen de breedte en de lengte, de hoogte en de diepte te begrijpen, en de liefde van Christus te kennen, die alle begrip te boven gaat, om aldus volmaakt te worden naar heel de volheid Gods. Aan Hem nu, Die bij machte is om door de kracht, die in ons werkt, veel meer tot stand te brengen, dan wij kunnen vragen of begrijpen, aan Hem zij de eer in de Kerk en in Christus Jezus tot in alle geslachten van de eeuwen der eeuwen. Amen.

Evangelie
Lucas 14, 1–11
In die tijd kwam Jezus op een sabbat in het huis van een der voornaamste Farizeeën, om er de maaltijd te gebruiken; en zij letten zeer scherp op Hem. En zie, daar stond vóór Hem een man, die aan waterzucht leed. Jezus richtte Zich tot de wetgeleerden en Farizeeën met de vraag: “Mag men op sabbat iemand genezen of niet?” Maar zij zwegen. Dan raakte Hij hem aan, genas hem en liet hem heengaan. Maar tot de anderen sprak Hij: ”Wie van u zal niet zijn ezel of zijn os, die in een put valt, terstond eruit halen, al is het een sabbatdag?” En zij wisten niets daartegen in te brengen. Ook hield Hij aan de gasten een gelijkenis voor, omdat Hij bemerkte, hoe zij de eerste plaatsen uitzochten. Hij sprak tot hen: “Als gij ter bruiloft wordt genodigd, neem dan niet de eerste plaats in; want misschien is er iemand genodigd, die voornamer is dan gij; en dan zou hij, die u en hem heeft uitgenodigd, u komen zeggen: Maak plaats voor deze; dan zoudt gij met schaamte de laatste plaats moeten innemen. Maar als gij genodigd zijt, neem dan de laatste plaats; wanneer dan uw gastheer binnenkomt, zal hij tot u zeggen: Vriend, ga hoger op! Dat zal een eer voor u zijn in het oog van al de disgenoten. Want al wie zich verheft, zal vernederd, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.”

Preek
Onze voortdurende behoefte aan Gods bijstand en ontferming om behouden te blijven van onze vijanden, die onze ziel ontleent aan haar goddelijke roeping, moet steeds levend in ons wakker blijven. Vandaag vieren twee jongemannen hun eerste heilige communie. Dit heilig Sacrament is de meest uitgesproken sacramentele bijstand die God aan onze ziel schenkt om ons steeds dieper te heiligen en ons innerlijk steeds meer gelijkvormig aan Christus te maken.

Als wij met regelmaat en gezuiverd door het sacrament van de heilige biecht de communie ontvangen, dan schenkt God, als een sacramentele bijwerking, de ziel een steeds dieper besef van Zijn oneindige liefde die zich openbaart in het verlossingswerk van Zijn enige Zoon en in de heiligende werking van de Heilige Geest in de ene en ware Kerk. De bijstand die het Sacrament, dat God Zelf is, aan de ontvanger geeft is de heiliging van de ziel, doordat wij gelijkvormiger worden aan Christus, maar ook de bijstand die bestaat uit het begrijpen van de noodzakelijkheid van de Kerk.

De Kerk is noodzakelijk om het hemelse Vaderland te kunnen bereiken, het Vaderland waar wij eens verenigd zullen zijn met de oneindige God. Die vereniging is reeds begonnen hier op aarde, en vindt haar hoogtepunt door de heilige communie. De Kerk is noodzakelijk, want zij verleent ons de benodigde hulp van Gods genade die in ons het goede opwekt en ons tevens helpt te volbrengen.

Want de vijand van onze ziel heeft een hulpeloze prooi voor zich, als wij niet onze toevlucht nemen tot en ons niet opsluiten in de vesting van de Kerk. Alleen haar muren, gesterkt door de goddelijke genade, kunnen de duivelse belager buitenhouden. Op eigen kracht lukt het ons niet om deze oorlog te winnen, maar door de wapens van de Kerk wordt ons een veilige weg voorgehouden die ons tot God brengt. Om deze weg te kunnen bewandelen hoeven wij dus alleen ons vertrouwen te stellen op de aanwijzingen die de Kerk ons geeft.

Aan het begin van het leven van een katholiek staat de heiligmakende genade, die door het heilig doopsel is gegeven. Tijdens het aardse leven ontvangen wij de goddelijke bijstand, die door de Kerk in de sacramenten wordt verleend. Deze sacramenten verlenen aan ons de heiligheid die bij ons ontbreekt. Dit gebrek aan heiligheid maakt het voor ons onmogelijk om eens met God te kunnen leven, tenzij dit gebrek hersteld wordt. Ook in het herstellen van de heiligheid van een mens erkennen wij dus de liefde en de ontferming van God, want Hij is Degene Die de middelen tot herstel aan de ziel geeft. Zo wacht God op ons aan het eind van ons aardse bestaan dat het begin is van het altijddurende gelukzalige aanschouwen van Hem in het hemelse Vaderland. Amen.