Epistel
Rom. 13, 11-14
Broeders, gij weet, dat het thans voor ons tijd is, om uit de slaap op te staan. Want nu is ons heil dichterbij, dan toen wij het geloof aanvaardden. De nacht loopt ten einde; de dag komt naderbij. Laten wij daarom afleggen de werken van de duisternis, en ons bekleden met de wapenen van het licht. Zorgen wij onberispelijk te leven, zoals men dat doet op klaarlichte dag: niet in onmatigheid en dronkenschap, niet in ontucht en losbandigheid, niet in twist en naijver; integendeel, gij moet u bekleden met de Heer Jezus Christus.
Evangelie
Lucas 21, 25-33
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: Er zullen tekenen komen aan zon en maan en sterren; en op de aarde zal er doodsangst heersen onder de volken, geheel radeloos door het gebulder van zee en golven. Dan zullen de mensen het besterven van schrik en angst om hetgeen de wereld gaat overkomen; want de krachten van de hemelen zullen geschokt worden. En dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk, met grote macht en majesteit. Welnu, wanneer dit alles een aanvang gaat nemen, richt dan uw ogen opwaarts, en heft uw hoofden omhoog! Want uw verlossing is nabij. En Hij hield hun de volgende gelijkenis voor: Ziet naar de vijgeboom en de andere bomen; zodra zij beginnen uit te lopen, weet gij, dat de zomer nabij is. Zo ook, als gij deze dingen ziet gebeuren, weet dan, dat het Koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar Ik zeg u: dit geslacht zal niet vergaan, voordat dit alles geschiedt. Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden zullen niet vergaan.
Preek
De komst van Christus in deze wereld is het eigenlijke Kerstmysterie waarop de Advent ons voorbereidt. Reeds hier wordt aangeduid wat in de Kersttijd onophoudelijk zal weerklinken. De hymne van de metten – dat is het kerkelijke nachtgebed – voor de Advent geeft nauwkeurig aan, hoe de Kerk de Adventstijd beschouwt en welke vrucht zij ervan verwacht. De eerste strofe bezingt de tijdloze voortkomst van het goddelijke Woord uit de schoot van de Vader en Zijn menselijke geboorte uit de maagd Maria, in de volheid van de tijden:
“Gij, hemels Woord, aan ‘s Vaders schoot
van alle eeuwigheid ontbloeid,
geboren in der tijden loop
daalt Gij tot heil der mensheid neer.”
Jezus is gekomen als Verlosser. Hij is de enige redder van de mensheid. Zijn geboorte in de stal toont ons niet alleen de tederheid van Zijn liefde, Zijn geboorte is het begin in de tijd van Zijn zeer werkzame verlosserliefde, van de kribbe tot aan het kruis.
In de tweede strofe bidden wij met de Kerk om de vrucht van elk Kerstfeest: dat is de komst van onze Heer door de genade, dus Zijn geestelijke geboorte in onze harten. Letten wij erop, beminde gelovigen, hoe scherp en reëel de dichter van deze oude hymne deze komst van Christus in de genade verstaat, en dus niet alleen als een zaak van gevoel en inleving:
“Verlicht nu onze geest,
ontvlam ons hart met Uwer liefdegloed,
dat het, vervuld van Uwe vreugd,
de aardse ijdelheid verzaakt.”
In plaats van ‘gevoel voor de Kersttijd’ bidt de hymne om verlichting van het verstand voor wat betreft de wankele structuur van al het aardse, en om een brandende liefde, waardoor wij, na eenmaal het wezen van de tijdelijke dingen doorschouwd te hebben, ontvlammen in een verlangen naar de hemelse vreugde. Dit is mooi gezegd en snel uitgesproken, maar zal het in ons ook werkelijkheid worden?
De derde en de vierde strofe stellen ons de laatste komst van Christus voor ogen, wanneer Hij op het einde van de tijden zal verschijnen in heerlijkheid als rechter van levenden en doden:
“Dan zal, wanneer de rechter streng
de schuldigen verwijst naar ‘t vuur
en zoet Zijn stem de vromen noodt
ten paradijze, trouw verdiend.
Geen grauwe duisternis,
doorstormd van vlammen, kwelt onze ziel,
doch schouwende Gods aangezicht
genieten wij in ‘s hemels vreugd.”
Hier wordt ons op indrukwekkende wijze de verschrikkelijke tweeledigheid van die komst duidelijk gemaakt, met een onzekerheid die eigen is aan het oordeel. De onzekerheid over ons eigen lot doet ons ook nederig bidden dat Zijn dierbare stem ons dan met lieve klank mag uitnodigen om deelgenoot te worden aan de glorie van God en tot de eeuwige aanschouwing van Hem, Die wij op aarde aanhangen in de duisternis van het geloof, en dat wij gespaard mogen blijven voor de grauwe duisternis en de verterende gloed van het hellevuur.
Beminde gelovigen, de ernst van deze onherroepelijke beslissing heeft de heilige Moederkerk haar kinderen voorgehouden toen wij afgelopen zondag afscheid namen van het oude kerkelijke jaar. De Kerk wil dat wij met dezelfde gedachte het nieuwe jaar beginnen, en dat wij de lieflijke komst van Christus in de Kerstnacht van meet af aan zien in haar volle werkelijkheid en tot haar uiterste consequentie, namelijk de verlossing van de wereld, de heiliging van de ziel en tenslotte het eeuwig oordeel. Amen.