5 december 2010

Preek voor de tweede zondag van de Advent

Epistel
Romeinen 15, 4-13
Broeders, alles wat er geschreven staat, werd geschreven om ons te onderrichten; opdat wij door het geduld en de vertroosting, die in de Schriften te vinden zijn, zouden versterkt worden in Godsvertrouwen. God, van Wie het geduld en de vertroosting komen, geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander, naar de geest van Jezus Christus; om zo eendrachtig en eenstemmig God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, te verheerlijken. Daarom, neemt elkander op, zoals Christus u heeft opgenomen ter ere Gods. Ik bedoel, dat Christus Jezus dienaar der besnedenen is geworden omwille van Gods waarachtigheid, om de beloften aan de vaderen gegeven in vervulling te doen gaan; maar ook, dat de heidenen God zijn gaan prijzen om Zijn barmhartigheid. Zo toch staat er geschreven: Daarom zal ik U loven onder de heidenen, o Heer, en Uw Naam lofzingen. En verder heet het: Verblijdt u, heidenen samen met Zijn volk. En elders: Gij heidenen, looft allen de Heer; prijst Hem, alle volkeren. En dan zegt Isaias nog: Komen zal de spruit van Jesse, Hij, Die zal opstaan om over de heidenen te heersen; op Hem zullen de heidenen hun hoop vestigen. God nu, op Wie onze hoop gericht is, vervulle u met alle vreugde en vrede door het bezit van het geloof, opdat uw hoop overvloedig moge toenemen door de kracht van de Heilige Geest.

Evangelie
Mattheüs 11, 2-10
In die tijd, toen Johannes in de gevangenis hoorde van de werken van Christus, zond hij twee van zijn leerlingen om Hem te vragen: “Zijt Gij het, die komen moet of hebben wij een ander te verwachten?” Jezus gaf hun ten antwoord: "Gaat aan Johannes berichten, wat gij gehoord en gezien hebt. Blinden zien, kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden verrijzen, en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Zalig is hij, die geen aanstoot neemt aan Mij”. Toen zij weggingen, begon Jezus tot het volk te spreken over Johannes: “Wat zijt gij in de woestijn gaan zien? Een riet dat door de wind wordt heen en weer bewogen? Maar wat zijt gij dan gaan zien? Een mens in zachte kleren? Zie, mensen met zachte kleren zijn te vinden in de paleizen van de koningen. Maar wat zijt gij er dan gaan zien? Een profeet? Ja, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet. Want hij is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn gezant voor U uit, om vóór U de weg te bereiden."

Preek
De grote gave die wij met de Kerk in deze weken van voorbereiding van God willen afsmeken is de deugd van hoop. Dat wij met hoop en vertrouwen naar de komst van Christus uitzien. Maar om welke komst gaat het eigenlijk? Wat bedoelt de Kerk als zij in haar Adventsliturgie zo vaak roept “veni” – “kom”?

Advent… wellicht denken wij dat deze tijd een voorbereiding is op het Kerstfeest. Wat verwachten wij eigenlijk? Zal ons met Kerstmis een grote gebeurtenis te wachten staan, die de moeite van een voorbereiding van vier weken loont? Of verwachten wij soms de geboorte van een kind? Dat is en blijft verleden tijd. De Kerk spreekt over een voorbereiding. In feite kunnen wij ons alleen voorbereiden op iets, op een gebeuren, dat nog vóór ons ligt. Wat ligt er dan nog meer vóór ons? Waarop moeten wij nog ons voorbereiden? Wij verwachten uit de hemel de Heer Jezus Christus, onze Rechter en onze Verlosser, Die op het einde van de tijden zal komen in heerlijkheid. Dat heeft Hij Zelf gezegd en aan ons beloofd. Dat leert ons geloof, en zonder vervulling van deze belofte zou ons geloof een waardeloze misleiding zijn.

Dierbare gelovigen! Het zou een grote fout zijn om te denken dat onze voorbereiding op 25 december ophoudt. Dat mag niet. Het gaat in de Advent niet alleen om een goede voorbereiding op het Kerstfeest – die is wel belangrijk, vooral de geestelijke hernieuwing van onze ziel door de sacramentele biecht – maar het gaat om de andere komst van God, namelijk Zijn komst die zal plaatsvinden op het einde van de tijden. In die zin is ons gehele leven een verwachting, een Adventstijd. Wij moeten op de vervulling van de goddelijke belofte wachten, zoals een wachter wacht, die op de uitkijk staat. “Maar wanneer Christus, Die uw leven is, verschijnt, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.” [Kol. 3, 4]. Dat zal dus, naar het woord van de apostel Paulus, Zijn beloning voor ons wachten zijn: Met God in de eeuwige glorie te leven.

Wij moeten ons ernstig afvragen welke rol de wederkomst van Jezus in ons leven speelt, in ons denken, in ons spreken en in ons handelen, in ons hopen en in ons wachten. Denk ik er soms aan? Denk ik er aan tijdens deze sfeervolle weken dat Christus in het vlees gekomen is, en dat Hij ook met Zijn glorie zal verschijnen? Verwacht ik deze komst met verlangen en hoop, zoals de profeten en rechtvaardigen van het Oude Verbond? Of betekent de Adventstijd voor mij alleen Kerstcadeautjes en gezellig samenzijn, en is het in mijn levensperspectief niet belangrijk? Dat alles raakt ons menselijk hart, maar als wij de ware betekenis van ons wachten verliezen, dan hebben wij onze tijd niet goed gebruikt.

Het wachten op iets, het verlangen naar iets of naar iemand heeft zijn eigen psychologie. Al het andere wordt minder belangrijk. Wie met goede redenen een groot geluk verwacht, is blij gestemd. Hij wordt wat onverschillig voor al het andere, voor alles wat niet samenhangt met het verwachte geluk. Hij kan ook niet goed begrijpen waarom de anderen zich over betrekkelijke kleinigheden zo druk maken. Hij kan veel meer verdragen dan gewoonlijk. Hij begint zelfs ‘onthecht’ te raken... Zo werkt de hoop, indien zij echt en levend is. Christenen blijven hoopvol wachten op de komst van de Verlosser en alleen dát telt. Dat wordt de bron van een waarachtige levensvreugde die uit het geloof en uit de hoop voortkomt. Uit het geloof in God, Die wij nog niet aanschouwen, en uit de hoop op de hemel, die wij nog niet bezitten. Het christelijke leven is een leven in hoop. Maar reeds hier op aarde hebben wij het geluk om met Christus verenigd te worden. Hij komt tot ons en blijft in onze ziel in het Allerheiligst Sacrament.

Beminde gelovigen! Voorbereiding komt voort uit liefde, liefde verlangt naar vereniging. Met het kleine Kind Dat in Bethlehem is geboren kunnen wij ons niet meer verenigen. Maar wij kunnen wel verenigd zijn met Christus Die hier in dit Heilig Misoffer op het altaar komt. Alleen met een zuiver en nederig hart, vrij van zonde, kunnen wij Hem ontvangen. Als wij niet verlangen naar Hem Die nu komt, dan is het heel zeker dat wij ook niet verlangen naar Hem Die eens zal komen. Amen.