Epistel
1 Tes. 1, 2–10
Broeders, wij brengen altijd dank aan God om uwentwil, en zonder ophouden blijven wij u indachtig in ons gebed; want wij herinneren ons uw werken van geloof, uw arbeid en liefde en uw volhardend vertrouwen op onze Heer Jezus Christus, voor het oog van God, onze Vader. Immers, broeders, van God bemind, wij weten, dat gij zijt uitverkoren; want onze prediking is tot u gekomen, niet alleen met woorden, maar ook met kracht en met Heilige Geest en met de volle overtuiging; gij weet immers, hoe ons optreden bij u geweest is om uwentwil. En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Heer; gij hebt de prediking aangenomen onder veel verdrukking, maar met vreugde van de Heilige Geest; en zo zijt gij een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaie. Want van u uit is het woord des Heren verder verbreid, niet alleen in Macedonië en in Achaie; maar overal is uw geloof in God bekend geworden, zodat wij geen woord meer daarover hoeven te spreken. Zij zelf immers verhalen van ons, hoe wij bij u hebben gewerkt, en hoe gij tot God zijt bekeerd van de afgoderij om voortaan de levende en waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemel te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, Die ons heeft ontrukt aan de toorn, die eens zal komen.
Evangelie
Mattheüs 13, 31–35
In die tijd hield Jezus de menigte de volgende gelijkenis voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op een mostaardzaadje, dat iemand in zijn akker gaat zaaien. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgeschoten, is het groter dan alle andere moeskruiden; en het wordt een boom, zodat de vogels des hemels in zijn takken kunnen nestelen.” Nog een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op zuurdeeg, dat door een vrouw wordt gebruikt en vermengd wordt onder drie maten meel, totdat dit geheel is gegist.” Dit alles sprak Jezus tot de scharen in gelijkenissen, en zonder deze sprak Hij niet tot hen. Zo werd vervuld, wat door de profeet voorzegd was: Ik zal Mijn mond openen in gelijkenissen, en openbaren, wat verborgen was van de grondvesting van de wereld af.
Preek
Het Evangelie van deze zondag is ingedeeld in drie delen, twee gelijkenissen en een verklarende afronding. Tezamen vormen zij een prediking over de Kerk, haar bedoeling en haar leven.
In de gelijkenissen over het kleine mosterdzaadje dat uitgroeit tot een grote struik en het zuurdeeg dat al het meel aan het gisten brengt, beschrijft Christus voor ons de groei van de Kerk door haar werking die verzinnebeeld wordt door de gelijkenissen. Overgedragen op de werkelijkheid van het heilsinstituut van de Kerk kunnen de gelijkenissen zó worden uitgelegd dat de Kerk zich verbreidt over de gehele wereld en onder alle volkeren om hen tot geestelijke bloei en wasdom te brengen. Overal zal zij de leer van Christus verkondigen en alle mensen oproepen tot deelname aan het rijk van de hemel.
Het is Christus Zelf Die deze wasdom mogelijk maakt. In de gelijkenissen wordt gesproken over een zaaier die het mosterdzaadje zaait en over een vrouw die het deeg mengt. Deze handelingen maken een verdere groei en gisting mogelijk. Als wij dit overdragen op ons eigen geestelijk leven en op het leven van de Kerk, dan moeten wij goed beseffen dat het Christus is Die in werkelijkheid handelt. Wij hoeven ons slechts open te stellen voor Zijn heilzaam handelen door de Heer met onze vrije wil lief te hebben. De heilzame werking voltrekt zich concreet in ons leven, en in het leven van de gehele Kerk, door Zijn tussenkomst. De zeven sacramenten en alle andere genademiddelen zijn zulke handelingen van Christus; deze worden in de gelijkenissen van vandaag verwoord. Wij kunnen slechts vruchtbaar worden door Christus, verzameld in Zijn Kerk.
Beminde gelovigen, omdat Christus deze heilzame handelingen voor de mensheid uitoefent door Zijn Kerk behoort de Kerk tot het meest belangrijke in het leven van een mens. Zonder de akker, die de Kerk is, komen wij nooit tot de bloei van heiligheid. De Kerk is dus noodzakelijk, ja zelfs levensnoodzakelijk, voor de mensen. Haar groei is niet alleen opportuun maar is een liefdadige noodzaak. Argumenten die de groei van de Kerk afkeuren op grond van culturele of religieuze gelijkberechtiging of uit respect voor de religie van andersgelovigen moeten dus worden afgewezen. Deze argumenten, die ook binnen de Kerk wijdverbreid zijn, hebben geen werkelijke achting voor de niet-katholieke medemens, maar tonen veel eerder minachting voor hen. De ware liefde zoekt immers ook voor de ander het beste. Wat dat beste inhoudt is ons in gelijkenissen voor ogen gesteld; het is Christus Die leven en wasdom doorgeeft door de concrete werkelijkheid van de Kerk. Het is dus de opdracht van de Kerk om door de prediking van Jezus en het uitdelen van Zijn sacramenten de gehele wereld en alle volkeren in haar schoot te verzamelen.
Het Evangelie van vandaag wordt besloten met de herinnering dat op deze manier in vervulling wordt gebracht wat reeds van oudsher – door de profeten van het oude verbond – is voorspeld. Deze vermaning aan het einde wil ons in herinnering brengen dat de prediking van Jezus en Zijn handelen door de Kerk vanaf het begin van de wereld de goddelijke Wil is geweest.
Beminde gelovigen, laten wij van harte de Kerk willen toebehoren en nooit twijfelen aan haar heilige roeping voor het heil van onze ziel en voor de gehele wereld. Daarvoor mogen wij dagelijks bidden. Amen.