10 april 2011

Passiezondag

Epistel
Hebr. 9, 11-15
Broeders, Christus is opgetreden als Hogepriester van de goederen der toekomst. En door een grotere en volmaaktere tabernakeltent – niet met handen gemaakt en niet van deze schepping – is Hij, niet met bloed van bokken of kalveren, maar met Zijn eigen Bloed, eens en voor altijd binnengaan in het Heiligdom, en heeft eeuwiggeldende verlossing bewerkt. Want als het bloed van bokken en stieren, en de besprenkeling met de as van een koe onreinen kan heiligen, zodat zij uiterlijk gereinigd worden, hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus, Die door de Heilige Geest Zichzelf als smetteloos offer aan God heeft opgedragen, ons geweten van dode werken zuiveren, om voortaan de levende God te dienen. En juist daarom is Hij Middelaar van een Nieuw Verbond, opdat door tussenkomst van Zijn dood de overtredingen, onder het vroegere Verbond bedreven, zouden worden afgekocht, en zij, die geroepen zijn, de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen, in Christus Jezus, onze Heer.

Evangelie
Joh. 8, 46-59
In die tijd sprak Jezus tot de scharen der joden: Wie uwer kan Mij enige zonde bewijzen? Als Ik u de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij dan niet? Iemand, die uit God is, luistert naar Gods woorden. Dáárom luistert gij niet, omdat gij niet uit God zijt. De joden gaven Hem ten antwoord: Zeggen wij niet met recht, dat Gij een Samaritaan zijt en van de duivel zijt bezeten? Jezus antwoordde: Ik ben niet van de duivel bezeten, maar Ik verheerlijk Mijn Vader; en gij tast Mij in Mijn eer aan. Ik echter zoek Mijn eer niet; Eén is er, die ze zoekt en die oordeelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie Mijn woord onderhoudt, zal de dood niet zien in eeuwigheid. Toen zeiden de joden: Nu weten wij zeker, dat Gij van de duivel bezeten zijt! Abraham is gestorven en ook de profeten, en Gij zegt: wie Mijn woord onderhoudt, zal de dood niet sterven in eeuwigheid. Zijt Gij dan groter dan onze vader Abraham, die wèl gestorven is! Ook de profeten zijn gestorven. Voor wie houdt Gij Uzelf toch wel? Jezus antwoordde: Indien Ik Mijzelf verheerlijk, dan betekent Mijn heerlijkheid niets; het is Mijn Vader, Die Mij verheerlijkt: Hij, van Wie gij zegt, dat Hij uw God is; maar gij kent Hem niet! Ik echter ken Hem. En als Ik zei, dat Ik Hem niet kende, dan zou Ik een leugenaar zijn, zoals gij. Maar Ik ken Hem, en Ik onderhoud Zijn woord. Uw vader Abraham verheugde zich er op Mijn dag te mogen zien; hij heeft die gezien en zich verblijd. Doch de joden zeiden tot Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar oud, en Gij hebt Abraham gezien? Jezus gaf hun ten antwoord: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóórdat Abraham werd, ben Ik. Toen grepen zij stenen op, om Hem te stenigen; maar Jezus trok Zich terug, en verliet de tempel.