De barmhartige Christus door Jaun Martinez Montanes (1603) |
Epistel
Petr. 5, 6-11
Veelgeliefden, buigt u nederig onder de machtige hand van God; dan zal Hij u verheffen op de dag van de bezoeking. Werpt al uw bezorgdheid op Hem; want Hij draagt zorg voor u. Weest op uw hoede, en blijft waakzaam; want uw vijand, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, en zoekt, wie hij kan verslinden; weerstaat hem door de kracht van uw geloof, en bedenkt, dat uw christenbroeders over de gehele wereld hetzelfde lijden treft. Maar de God van alle genade, die ons heeft geroepen tot Zijn eeuwige glorie in Christus Jezus, Hij zal ons na een weinig lijden tot volmaaktheid brengen, ons versterken en bevestigen. Aan Hem de glorie en de opperheerschappij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Evangelie
Lc. 15, 1-10
In die tijd kwamen de tollenaars en de zondaars tot Jezus, om naar Hem te luisteren. Maar de farizeën en schriftgeleerden morden en zeiden: Deze man ontvangt zondaars en eet met hen! Doch Hij hield hun de volgende gelijkenis voor: Wie van u, die honderd schapen heeft, en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de woestijn achter, om het verlorene te zoeken, tot hij het vindt? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders, en thuisgekomen roept hij vrienden en buren bijeen en zegt hun: Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap teruggevonden, dat verloren was! Ik zeg u: zó zal er meer vreugde zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben! Of welke vrouw, die tien drachmen bezit, en er één drachme van verliest, zal niet de lamp aansteken, en het huis uitvegen, en zorgvuldig zoeken, tot zij ze vindt? En als zij ze gevonden heeft, roept zij vriendinnen en buren bijeen en zegt: Verheugt u met mij; want ik heb de drachme teruggevonden, die ik verloren had! Zó - zeg Ik u - zal er vreugde zijn bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert!
Preek
Wij zingen in het Credo het volgende: “Die om ons mensen en om onze zaligheid van de hemel is nedergedaald…”. Om onze zaligheid, om ons heil – het is ons duidelijk waarom Christus in de wereld is gekomen. Voor de farizeeën en schriftgeleerden was dat niet zo helder. Daarom vertelt Christus de parabel van het verloren schaap. Het beeld is welbekend: de herder met een schaap op zijn schouders.
In Zijn verkondiging van het Evangelie doet onze Heer heel vaak een beroep op alledaagse ervaringen. De meesten van Zijn toehoorders waren eigenaars van kudden schapen en zij wisten wat het betekent om een van de schapen te verliezen. Maar deze gelijkenis, en de andere over de drachme, kunnen ook meer algemeen worden toegepast. Als mensen iets kwijt zijn, dan gaan zij ernaar zoeken. En hebben zij het gevonden, dan genieten zij de vreugde van het vinden, een grotere vreugde over het teruggevondene dan over dat wat niet verloren ging. Wat verloren is, krijgt dus dubbele aandacht. Zo is misschien ook de ervaring uit ons eigen leven.
Beminde gelovigen, Christus is gekomen om ons, zondaars, te zoeken. Hij ging om met tollenaars en zondaars, met mensen voor wie vele anderen, die zichzelf misschien als gerechtvaardigd beschouwden, niets anders dan minachting en walging hadden. Hij oordeelt anders en volgt deze normen niet. Christus’ goedheid is niet gebaseerd op zwakheid of onwetendheid, want Hij kent het binnenste van de mens, maar zij is gegrond op liefde en op Gods barmhartigheid. Hij ging niet om met zondaars om hun te zeggen dat alles in orde was, dat hun daden niet zo erg waren, maar om hun de goede weg te wijzen, om hen te bewegen tot een daadwerkelijke verandering van hun leven. En als Hij het berouw in hun harten kon ervaren, dan vergaf Hij hun zonden en stuurde hen op de weg van het nieuwe leven met de woorden: “Ga heen en zondig niet meer”. De goddelijke barmhartigheid is altijd groter dan onze zonden, maar om die te kunnen ervaren moeten wij bereid zijn om onze levenswijze te veranderen. En daar zit heel vaak het probleem. Wij zien misschien dat ons leven niet deugt, maar in onze boosheid willen wij het niet veranderen. Wij hopen wel op Gods barmhartigheid, maar wij zijn niet in staat om die te ontvangen. In plaats van ons leven aan te passen, willen wij de normen en de leer van de Kerk aanpassen. Wij vergelijken ons leven niet met de eisen van het Evangelie, maar liever met het leven van anderen. En dan bedriegen wij onszelf en denken dat wij eigenlijk niet zo slecht zijn. Er zijn altijd mensen die misschien slechter leven dan ik.
En zo was het met de farizeeën en schriftgeleerden die zichzelf als gerechtvaardigd zagen. In hun geestelijke trots zochten zij niet de genade, en zij waren verontwaardigd omdat Christus de zondaars tot Zich liet komen. Hun trots was een grote hindernis om de zending van Christus te herkennen of zij waren bang om hun eigen positie kwijt te raken. Om de barmhartigheid te kunnen ervaren hebben wij een nederig hart nodig. Deze nederigheid laat ons onze geestelijke toestand zien, in het ware licht. Daar is geen plaats voor het bagatelliseren van zonden, maar ook geen plaats voor wanhoop. Wij zijn allen zondaars, maar God staat klaar om ons te vergeven. De nederigheid laat ons zonde ‘zonde’ noemen en opent ons voor vergeving. Dat is de eerste stap. Als de bekering oprecht is, dan volgt ook de verandering in ons leven. Dan wordt alles ondernomen om niet terug te vallen, al blijft het moeilijk.
Dierbare gelovigen! Christus is gekomen om ons met de Vader te verzoenen. Alleen in Hem kunnen wij vergiffenis vinden. Hijzelf wilde dat de Kerk Zijn verlossingswerk voortzet, door de sacramenten. Zijn genade hervinden wij in de biecht. Niemand mag dit sacrament veronachtzamen. Niemand kan zeggen dat hij geen vergeving nodig heeft. Niemand die de goddelijke geboden veracht, mag de heilige communie ontvangen zonder sacramentele absolutie. Wij moeten dat ernstig nemen en als hier nog iets te doen valt, moeten wij dat in de biechtstoel regelen. Bidden wij om de genade van een werkelijke bekering en laten wij ons door Christus vinden. Amen.