Triomf van de Kerk over woede, verdeeldheid en haat (schilderij van Rubens, 1628) |
Epistel
1 Petr. 3, 8-15
Veelgeliefden, blijft allen één in het gebed; weest medelijdend, vol liefde voor uw broeders; weest barmhartig, welwillend en bescheiden. Vergeldt geen kwaad met kwaad, of verwensing met verwensing; maar wenst daarentegen elkander zegen toe; want daartoe zijt gij geroepen, om aldus zelf zegen te beërven. Want: "wie een gelukkig leven wil hebben en goede dagen wil zien, hij moet zijn tong afhouden van het kwade, en zijn lippen geen bedrog laten spreken. Laat hij het kwaad vermijden, en het goede doen; de vrede moet hij zoeken en daarnaar streven. Want de ogen des Heren rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oor is gericht op hun smeken; maar het aanschijn des Heren is tegen degenen, die kwaad doen." Bovendien, wie kan u kwaad doen, als gij ijverig streeft naar het goede? - Maar al hebt gij ook iets te lijden om wille van de gerechtigheid, gelukkig zijt gij dan! Maakt u echter niet bevreesd voor hen, en laat u niet verontrusten; maar heiligt in uw hart Christus de Heer.
Evangelie
Mt. 5, 20-24
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: Als uw gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en farizeën, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan! Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult niet doodslaan"; en wie doodslag begaat, is strafbaar voor het gerecht. Maar Ik zeg u: ieder die toornig wordt op zijn broeder, is strafbaar voor het gerecht; en wie tot zijn broeder zegt: Gij dwaas, hij is strafbaar voor de hoge raad; en wie zegt: Gij goddeloze, hij is strafbaar met het vuur van de hel. Als gij dus uw offergave naar het altaar brengt, en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw offergave daar bij het altaar achter, en ga u eerst met uw broeder verzoenen; en kom dan terug om uw gave te offeren.
Preek
Waarom is de gerechtigheid van de farizeeën niet groot genoeg om het rijk der hemelen te mogen binnenkomen? Waarom eist Christus meer van Zijn leerlingen?
De woorden van het Evangelie van deze zondag klinken hard. Zij zijn gericht tegen de schriftgeleerden en farizeeën, maar zij hebben een veel bredere betekenis die wij op ons eigen leven moeten toepassen. Christus geeft aan gerechtigheid en naastenliefde de ware, oorspronkelijke, betekenis terug.
De rechtvaardigheid en de vroomheid van de schriftgeleerden en farizeeën waren vals, omdat zij uit een verkeerd motief voortkwamen. Het was meer eigenliefde dan liefde tot God. Zeker, zij beoefenden verschillende deugden en zij zochten de volmaaktheid, maar zij deden het niet voor God. Zij hoopten eer voor zichzelf te ontvangen en niet voor God, Die de bron van alle goedheid is.
Hun rechtvaardigheid was ook vals, want deze was slechts schijn. De nauwkeurige vervulling van alle voorschriften en regels was er alleen om gezien te worden. Zij wilden beschouwd worden als voorbeeld voor anderen. En precies dat zochten zij: hun eigen eer, en niet de glorie van God. Daarom werden zij zo hard door Christus beoordeeld. Zij deden alle uitwendige oefeningen van het geloof uit liefde tot zichzelf en niet uit liefde tot God.
Beminde gelovigen, dat gevaar bestaat ook voor ons. Ook wij kunnen in het farizeïsme raken, dat wel alles voorschrijft en bepaalt, maar waardoor tegelijkertijd de geest en de vrijheid van de liefde verloren gaan. Het farizeïsme blijft aan de oppervlakte en maakt werkelijke toewijding aan God onmogelijk. Het legt veel nadruk op de buitenkant, maar verwaarloost wat het belangrijkste is: de innerlijke houding van onze ziel. Het ziet de splinter in de ogen van anderen en niet de balken in onze eigen ogen. Wij kunnen ons meer en meer op onze volkomenheid concentreren, dat wij niet meer zien waarom wij ze zoeken. Ons hoge ideaal wordt voor zichzelf gezocht en verdonkert de ware betekenis van ons leven, namelijk de volledige overgave aan God en de naastenliefde. Geestelijke hoogmoed verblindt ons hart. Zo zijn misschien velen van ons, christenen. Van buiten vroom en rechtvaardig, van binnen ver van God en op zichzelf gericht. In plaats van anderen tot God te brengen, worden wij voor hen soms een argument om buiten de Kerk te blijven.
Van de leerlingen van Christus wordt meer verlangd. Niet alleen onze daden moeten met de wet van het Evangelie overeenstemmen, maar ook de gedachten en de houding van onze ziel. Zo wordt de wet niet afgeschaft, maar tot vervulling gebracht. Het is niet genoeg uiterlijk ons geloof te tonen, maar het innerlijk leven moet door de liefde tot God bezield worden. En de ware liefde verdraagt niet alleen geen misdaad, zij eist van ons dat wij zelfs de eerste bewegingen van de toorn trachten te bedwingen. Zij moet het motief zijn dat geheel ons leven beweegt.
De liefde maakt dus het verschil tussen de rechtvaardigheid van de farizeeën en die van de volgelingen van Christus. En deze liefde is nieuw. Zij mag zich niet uitsluitend beperken tot onze vrienden en degenen die ons het goede wensen; zij moet verder gaan en zich uitstrekken tot alle mensen, zelfs tot onze vijanden. Zij moet niet alleen onze uiterlijke daden beheersen, maar ook ons innerlijk leven doordringen. Deze eisen van onze Heer zijn niet slechts een optie, ze zijn niet vrijblijvend. De ware liefde is de voorwaarde van ons toekomstig geluk.
Dierbare gelovigen, de boodschap van de Heer is duidelijk en nauwkeurig. Waar de ware liefde tot God bestaat, daar is geen spoor van de toorn. Daar heerst een ware eenheid onder de christenen. De ware liefde weet te vergeven en om vergeving te vragen. En alleen als wij met een zuiver hart, vrij van toorn, het altaar naderen, kunnen wij vruchtbaar aan het heilig Misoffer deelnemen. Amen.