Pagina's

28 augustus 2011

Preek voor de elfde zondag na Pinksteren

Epistel
1 Kor. 15, 1-10
Broeders, ik breng u het Evangelie in herinnering, dat ik u gepredikt heb, en dat gij hebt aangenomen, waarin gij ook vaststaat en waarin gij redding zult vinden, indien gij het tenminste zo vasthoudt, als ik het u gepredikt heb; of het zou moeten zijn, dat gij het geloof voor niets hebt aanvaard. Want vóór alles heb ik u overgeleverd, wat ook mij is meegedeeld, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften; en dat Hij begraven is en verrezen is op de derde overeenkomstig de Schriften; en dat Hij verschenen is aan Kephas en daarna aan de elf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie er velen thans nog in leven zijn, sommigen echter reeds zijn ontslapen. Daarna is Hij verschenen aan Jacobus, en toen aan al de apostelen. En het laatst van allen is Hij verschenen aan mij, die als het ware de misgeboorte ben. Want ik ben de geringste onder de apostelen, die niet waardig ben een apostel genoemd te worden, omdat ik de Kerk van God heb vervolgd. Maar wat ik nu ben, ben ik door de genade Gods; en de genade, die Hij mij geschonken heeft is niet zonder vrucht gebleven.

Evangelie
Mc. 7, 31-37
In die tijd vertrok Jezus uit de streek van Tyrus, en begaf Zich over Sidon naar de zee van Galilea, midden in het gebied van de Tien-steden. En men bracht iemand bij Hem, die doof was en stom; en zij verzochten Hem deze de hand op te leggen. Hij nam hem dan uit de menigte ter zijde, stak hem de vingers in de oren, en raakte met speeksel zijn tong aan; vervolgens sloeg Hij Zijn ogen ten hemel, slaakte een zucht, en sprak tot hem: Effeta, dat wil zeggen: ga open. En aanstonds gingen zijn oren open, en zijn tong werd van haar banden bevrijd, en hij sprak gewoon. En Hij gebood hun, het aan niemand te zeggen. Maar met hoe meer nadruk Hij hun dat gebood, des te luider verkondigden zij het, en des te groter werd hun bewondering; en zij zeiden: Alles heeft Hij wél gedaan; doven heeft Hij doen horen, en stommen heeft Hij doen spreken.

Preek
In het epistel van deze zondag lezen wij het eerste gedeelte van de uiteenzetting over de verrijzenis door de apostel Paulus. Hij begint met de getuigenissen te presenteren die de feitelijkheid bewijzen van de verrijzenis van Christus, waarmee ook onze verrijzenis staat of valt. Verder doet hij een beroep op het geloof van de christenen als hij zegt: “Ik maak u het Evangelie bekend, dat ik u heb gepredikt, dat gij ook aanvaard hebt, waarin gij ook staat en waardoor gij zult worden gered, zo gij vasthoudt aan de zin waarin ik het u heb verkondigd, tenzij gij vergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn” (1 Kor. 15, 1-2).

Het volledige geloof omvat, zoals wij allen weten, twee dingen, namelijk ten eerste het aanvaarden van de bovennatuurlijke waarheden zoals die ons door het leergezag van de Kerk – dat is de voortzetting van de apostolische prediking – worden voorgehouden, en ten tweede het leven naar het geloof.

Beminde gelovigen, op vele leden van de Kerk lijkt vandaag het tragische zinnetje van toepassing dat zij “tevergeefs tot het geloof zijn gekomen”, en dat op meerdere en verschillende wijzen. Vele christenen aanvaarden de geloofswaarheden nog schijnbaar zonder veel moeite; maar zij leven er niet naar of in zeer onvoldoende mate. Anderen, zoals vooral de modernisten en de relativisten, en grote aantallen van Westerse katholieken die dat door hen zo geleerd is, verwerpen die delen van het geloof die niet passen in het moderne, op zichzelf gerichte leven, dat is aangepast aan hun eigen opvattingen. Bij de eersten is sprake van een gebrek aan liefde in het geloof, bij de tweede groep is er gebrek aan zowel geloof als liefde.

Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij niet zelf tot een van deze groepen van mensen behoren? Allereerst hebben zij er zelf voor gekozen om een eigen, milde versie van het geloof aan te hangen, of er zelf een verdraaide versie van te creëren. Ten tweede moeten wij goed beseffen dat zonder de Kerk en haar leer niemand tot God en tot eeuwig leven kan komen. Wij moeten dus luisteren naar de Kerk, en niet op een kieskeurige en selectieve wijze omgaan met haar leer. Haar leer is geen verzameling van tips of slechts een goede raad; het gaat om levensnoodzakelijke leerstukken op het gebied van geloof en moraal. En het is zeker dat juist het in praktijk brengen van het geloof en de moraal ons zal brengen tot een dieper inzicht dat het juist gaat om goddelijke, geopenbaarde waarheden en geheimen van ons heil.

Zo lijdt het geen twijfel dat wie werkelijk gelooft als vanzelf naar de regels van het geloof zal leven en Gods geboden zal vervullen. Wat eraan ontbreekt om zo te leven is juist een waarachtig en levend geloof. Dit is ontzaglijk belangrijk, daar alleen het geloof ons plaatst in de bovennatuurlijke werkelijkheid, waarin de christen moet leven als een vis in het water.

Beminde gelovigen, dit aardse bestaan is een voorbereiding op de hemelse gelukzaligheid waartoe wij geroepen zijn. In de ordening van de genade is dit nieuwe leven reeds begonnen, en wij moeten, als wij het ook daadwerkelijk willen ontvangen, reeds nu, tijdens onze aardse ballingschap, dit toekomstige leven beginnen te leven. Het is weliswaar begonnen, maar nog niet voltooid. En het laat zich alleen voltooien als het begonnen is. De mens die het toekomstige niet ziet of niet wil zien, zal nooit de gelukzaligheid kunnen binnentreden, waartoe hij geschapen is. Wij leven in een wereld en een land, waar de mensen God niet meer willen kennen en niet meer willen luisteren. Deze ongehoorzaamheid roept zijn eigen straf en ongeluk op. Bidden wij daarom, beminde gelovigen, zowel voor onze eigen dagelijkse bekering als voor die van onze verwarde tijdgenoten. Het gebed en de liefdevolle toewijding tot God door Jezus Christus in de katholieke Kerk is de enige redding voor ons en voor de wereld. Amen.


21 augustus 2011

Preek voor de tiende zondag na Pinksteren

De farizeeër en de tollenaar

Epistel
1 Kor. 12, 2-11
Broeders, gij weet het: toen gij nog heidenen waart, hebt gij u blindelings laten leiden naar de stomme afgoden. Daarom vestig ik er uw aandacht op, dat niemand, die spreekt door de Geest van God, zegt: Jezus zij vervloekt; evenzo kan niemand zeggen: Jezus is de Heer, tenzij door de Heilige Geest. Wel is er verschil van genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verschil van bediening, maar het is dezelfde Heer, en er bestaat verschil van werking, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan een ieder wordt de zichtbare werking van de Geest gegeven, om er nut mee te stichten. Aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid; aan de ander een woord van kennis krachtens dezelfde Geest; aan een derde, in dezelfde Geest, geloof; aan een ander een gave van genezingen, in de éne Geest; aan een ander het werken van wonderen, aan een ander profetengave, aan een ander de onderscheiding der geesten; aan een ander het spreken van verschillende talen, aan een ander de vertolking van die talen. Maar dat alles bewerkt de éne en dezelfde Geest, Die aan een ieder toedeelt, zoals Hij wil.

Evangelie
Lc. 18, 9-14
In die tijd hield Jezus de volgende gelijkenis voor aan sommigen, die voor zichzelf de overtuiging hadden, dat zij rechtvaardig waren en daarom op de anderen met minachting neerzagen: Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was een farizeeër, de ander een tollenaar. De farizeeër stond daar, en bad bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet ben zoals de overige mensen: dieven, onrechtvaardigen, echtbrekers, of zoals die tollenaar ginds; ik vast tweemaal in de week, ik geef tienden van alles, wat ik in bezit krijg. Maar de tollenaar bleef op een afstand staan en durfde zelfs zijn ogen niet ten hemel opheffen; doch hij klopte op zijn borst en zei: O God, wees mij, zondaar, genadig! Ik verzeker u: deze laatste ging gerechtvaardigd naar huis, in tegenstelling met de ander; want al wie zich verheft, zal vernederd, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.

Preek
In het epistel van deze zondag geeft de heilige Paulus ons een beeld van de rijkdom van de genadegaven die de Heilige Geest over de Kerk van zijn tijd uitstortte. De bedoeling van Paulus was om daarmee aan te sporen tot eenheid, ondanks de verscheidenheid van genadegaven, want de Geest is één en wordt gegeven door de Kerk.

Beminde gelovigen, de Heilige Geest werkt heden in de Kerk evenzeer als in de dagen van de apostel, al is het waar dat de uiting van Zijn kracht onder ons vaak niet meer de bepaalde vormen toont waardoor de charisma’s destijds werden gekenmerkt. Hierop mogen wij het woord van Paulus toepassen: “Er is verscheidenheid van genadegaven, maar er is slechts één Geest” (1 Kor. 12, 4). De arm van de Heer is niet verkort. Jezus Christus blijft Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. De Geest van Christus bezielt het Lichaam van Christus, de Kerk, nu niet minder dan ten tijde van de apostel Paulus.

Aan elke christen worden bij het doopsel en bij het vormsel de genaden en de gaven van de Heilige Geest geschonken, die hem in staat stellen een waarlijk christelijk – dat betekent aan Christus gelijkvormig – leven te leiden. In de mens Jezus Christus is, als in de bron, de volheid van de Geest aanwezig, zoals de profeet Jesaja reeds had voorspeld: “De Geest des Heren zal op Hem rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en godsvrucht, en de Geest van de vreze des Heren zal Hem vervullen” (Js. 11, 2).

Beminde gelovigen, daar Christus het hoofd is van Zijn Lichaam, de Kerk, deelt Hij de overvloed van de Geest mede aan Zijn bruid, en in haar aan allen die door geloof en doopsel met Hem verenigd werden. Hij is het, Die ons het besef van het kindschap Gods verleent, Die ons doet bidden met dezelfde onuitsprekelijke verzuchtingen die vanuit het Hart van Christus opstijgen tot de Vader. Het is de goddelijke Wil dat dit alles gebeurt door de katholieke Kerk. Christus is het, Die het vuur van de liefde in ons ontsteekt en ons door die liefde toegankelijk maakt voor het geloof in God en de goddelijke dingen. Want de bovennatuurlijke liefde, die alleen mogelijk is door Christus, schept in ons een verwantschap met God, een gelijkgezinde aard die ons ontvankelijk maakt voor alles wat van God komt. Hij is het, Die de pijn en de dood van de martelaren verzacht, en Die de maagden bewaart in een zuiverheid die niet van deze wereld is, maar die door Christus mogelijk is in deze wereld.

De Heilige Geest wil dus door de werking van Zijn gaven de menselijke maat van onze daden opheffen en vervangen door de volkomenheid van Christus’ wasdom. Er blijft in de christen, ook in de meest serieuze, een taai en diepgeworteld restant van menselijke beperktheid en zelfzucht aanwezig, die het gevolg is van de gevallen menselijke natuur. De mens die in staat van genade leeft wordt hiervan pas volledig bevrijd door de dood en de hemelse verheerlijking. Maar de Heilige Geest streeft ernaar ons het leven van Jezus reeds nu mee te delen in alle volheid die met onze aardse ballingschap verenigbaar is en waarvan de heiligen ons het lichtende en bemoedigende voorbeeld hebben nagelaten. Vergeten wij niet dat hun heiligheid ook voor ons mogelijk is, maar alleen als wij verblijven in de heiligmakende genade en als wij toelaten dat al onze handelingen doordrongen worden van Christus. Amen.


19 augustus 2011

Vandaag - van 12 tot 17 uur: uitstelling van het Allerheiligste Sacrament

Wij knielen allen ter aarde om Hem te aanbidden,
want hier is onze Meester en Heer aanwezig,
het ware Lichaam van Jezus, Slachtoffer en Priester, heil van de wereld.
Kom, jubelen wij met vreugdezangen! Kom, laten wij aanbidden!


15 augustus 2011

Onze Lieve Vrouw in de bloemen gezet

Voor de grote feestdag van de tenhemelopneming van Onze Lieve Vrouw, is haar beeld in onze kerk uitgebreid in de bloemen gezet. Het beeld heeft (tijdelijk) een prominente plaats gekregen tegenover de beeltenis van de goddelijke Barmhartigheid.


Preek voor het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming

Epistel
Judit 13, 22-25; 15, 10
De Heer heeft u gezegend met Zijn kracht; want door u heeft Hij onze vijanden vernietigd. Gezegend zijt gij, dochter, door de Heer, de allerhoogste God, meer dan de andere vrouwen op aarde. Gezegend zij de Heer, de Schepper van hemel en aarde, Die u heeft gezonden, om de vorst van onze vijanden de kop te verwonden; heden heeft Hij uw naam zo hoog verheven, dat uw lof nooit zal wijken uit de mond van de mensen, die de macht van de Heer voor immer blijven gedenken. Om hunnentwil hebt gij uw leven niet gespaard, vanwege de nood en de ellende van uw volk. Maar gij hebt redding gebracht in hun ongeluk voor het aangezicht van onze God. Gij zijt de glorie van Jeruzalem - de vreugde van Israël - het pronkjuweel van ons volk.

Evangelie
Lc. 1, 41-50
In die tijd werd Elisabet vervuld van de Heilige Geest en zij riep met luide stem en zei: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de Vrucht van uw schoot. En waarom valt mij dit te beurt, dat de Moeder van de Heer tot mij komt? Want werkelijk, zodra uw begroeting mij in de oren klonk, sprong het kind van blijdschap op in mijn schoot. En zalig zijt gij, dat gij geloofd hebt, want hetgeen u door de Heer is aangekondigd, zal in vervulling gaan. Toen sprak Maria: Mijn ziel verheft de Heer en mijn geest is verblijd in God, mijn heil. Want Hij heeft genadig neergezien op Zijn geringe dienstmaagd; zie van nu af zullen alle geslachten mij zalig prijzen. Want groots is het wat de Almachtige met mij deed, Hij Wiens Naam heilig is, Wiens barmhartigheid duurt van geslacht tot geslacht, voor degenen die Hem vrezen.

Preek

Vandaag viert de Kerk een heel groot feest, namelijk de tenhemelopneming van Maria. De Kerk gelooft en leert dat het lichaam van Maria na haar dood het bederf niet heeft gezien, maar dat zij na haar ontslapen direct in de hemel is opgenomen. Maria werd met ziel en lichaam in de hemel opgenomen.

En dat is het bijzondere van Maria’s verheerlijking: dat haar lichaam, evenals dat van Jezus, aanstonds deelde in de glorie van de ziel. Er zijn andere heiligen van wie wij mogen aannemen dat zij onmiddellijk na hun sterven tot de aanschouwing Gods werden toegelaten, maar zij allen hebben het bederf van het graf gekend. Het zuivere lichaam van de Maagd, uit wie Christus is geboren, was niet aangetast door de gevolgen van de erfzonde. Wel was het sterfelijk, maar door Gods wonder niet bederfelijk.

Vandaag, bij haar opneming ten hemel, wordt haar heilig lichaam, die tempel van de Heilige Geest, de schoot die het Woord ontving, verheerlijkt, met goddelijk licht omstraald, en ten hemel gevoerd. Assumpta est Maria in coelum: gaudent angeli! – Maria is met ziel en lichaam door God in de hemel opgenomen: en de Engelen juichen! Zo zingt de Kerk in een van de antifonen op dit feest.

Beminde gelovigen, onze verlossing is niet volkomen voordat het lichaam deelt in de glorie. Zolang wij op aarde zijn, is ons lichaam aan het lijden onderworpen, aan vergankelijkheid en tijdelijke dood met het bederf van het graf. Het feest van de tenhemelopneming van onze Lieve Vrouw moet in onze harten een blijde hoop storten. Wij zijn nog pelgrims, maar onze Moeder is ons voorgegaan en toont ons reeds het einde van de weg. Zij zegt ons opnieuw dat het mogelijk is er te komen, en dat wij er komen als we trouw zijn. En wat staat ons op het einde van onze pelgrimstocht te wachten? De hemelse vreugde van de aanschouwing Gods.

Voor Maria betekende de aanschouwing Gods de aanschouwing van haar Zoon, haar Jezus, zoals Hij werkelijk was en is. Wat een ongekende vreugde voor het moederhart! Zij kende Hem eerst in de intimiteit van haar moederschap, daarna in de smarten van Zijn verlossing, toen in de omhelzing van de Verrezene, en nu in Zijn hemelse glorie. Maria wordt voor ons in haar glorievolle verheerlijking een teken van God. Telkens opnieuw richt zij onze gedachten op de uiteindelijke bestemming van ons leven hier op aarde: eeuwig met God te zijn, tot Zijn glorie en ons geluk.

Dierbare gelovigen! Maria is als eerste geheel opgenomen in de orde van de verheerlijking, volmaakt gelukkig naar heel haar wezen. Deze dag moet voor ons, die nog in de wereld verblijven, een dag van reine vreugde zijn, met haar en om haar. Het feest van de Moeder is het feest van de kinderen. Laten wij vandaag de ellende van deze tijd opzij zetten en verwijlen in het hemelse dat voor ons het enig noodzakelijke is. Ons heil is in de hemel vanwaar wij onze Verlosser verwachten, Die ons vergankelijk lichaam zal omvormen en gelijkmaken aan Zijn verheerlijkt lichaam. Ons heil is in de hemel waar onze Moeder ons is voorgegaan. Amen.


14 augustus 2011

Preek voor de negende zondag na Pinksteren

Jezus weent over Jeruzalem.

Epistel
1 Kor. 10, 6-13
Broeders, laten wij geen begeerten koesteren naar het kwade, zoals zij (de Israëlieten) dat hebben gedaan. Wordt dus geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen; er staat immers geschreven: “Het volk zette zich neer om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen.” Laten wij ook geen onkuisheid bedrijven, zoals sommigen van hen zich overgaven aan ontucht; en op één dag vielen er drieëntwintigduizend. En laten wij Christus niet tergen, zoals sommigen van hen dat hebben gedaan; en zij kwamen om door de slangen. En wilt ook niet morren, zoals sommigen van hen dat deden; en zij kwamen om door de verderfengel. Dit alles nu is hun overkomen bij wijze van voorbeeld, en het werd opgeschreven als een waarschuwing voor ons, die het einde der tijden beleven. Daarom – wie meent, dat hij staat, laat hij toezien, dat hij niet valt. Geen beproeving moge u aangrijpen, die niet menselijk is; doch – God is getrouw, en Hij zal niet toelaten, dat gij beproefd wordt boven uw krachten; maar met de beproeving zal Hij ook uitkomst geven, om ze te kunnen doorstaan.

Evangelie
Lc. 19, 41-47
In die tijd, toen Jezus in de nabijheid van Jeruzalem kwam en de stad daar voor Zich zag liggen, weende Hij over haar en sprak: Ach, mocht ook gij, tenminste op deze uwe dag, nog inzien, wat u tot vrede strekt! Maar thans is dat voor uw ogen verborgen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden u met een stormwal zullen omringen, u zullen omsingelen en van alle kanten in het nauw brengen; en zij zullen u en uw kinderen binnen uw muren ter aarde neerslaan; en zij zullen bij u geen steen op de ander laten, omdat gij uw tijd van genade niet hebt erkend. En Hij ging de tempel binnen en begon de kopers en verkopers, die daar waren, uit te drijven met de woorden: Er staat geschreven: “Mijn huis is een huis van gebed”; maar gij hebt er een rovershol van gemaakt! En iedere dag gaf Hij onderricht in de tempel.

Preek

Het opschrift boven de rechterzij-ingang van onze kerk.

In het Evangelie van deze zondag lezen wij: “Mijn huis is een huis van gebed”. Dat staat ook geschreven boven een van de zij-ingangen van deze kerk. In het huis van God wordt vooral de heilige Mis opgedragen. De Mis is de aanbieding van het geslachtofferde Lam aan God. De Kerk, de verzameling van het uitverkoren godsvolk te midden van een boos en overspelig geslacht, biedt dit zuivere, heilige en onbevlekte offer aan door de bediening van haar priesters. Het is de gave, die de Vader Zelf ons heeft geschonken, want Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden om haar te redden, en Hij heeft Hem niet gespaard om ons verzoening te schenken.

Het offer dat de Vader Zelf aan ons geeft, is tegelijkertijd ook onze offerande, want de Kerk biedt het aan door de handen van de priester, en ook omdat het Lichaam en het Bloed van de Verlosser, Jezus Christus, sacramenteel tegenwoordig worden gesteld onder de geschapen vruchten van brood en wijn.

Beminde gelovigen, in de Mis beschikken wij over de volledige verlossende kracht van het Kruisoffer, want het verheerlijkte Lam op onze altaren is daar als het offer. Het heeft de tekenen van de wonden bewaard, gedragen voor de troon van de Vader. Altijd toont Hij God de stigmata die ons heil hebben bewerkstelligd. De heilige Mis is tevens het hemelse Offer, want Christus, de hogepriester, Die door Zijn offer de priesterlijke bemiddelaar is van de toekomstige hemelse goederen, is in het heiligdom der hemelen binnengegaan. Door Zijn Eigen Bloed heeft Hij voor eens en voor altijd de eeuwigdurende verlossing verworven, die niet herhaald hoeft te worden. Dat vieren wij wanneer de Mis wordt opgedragen. Daarvoor zijn de kerken – en dus ook onze kerk – gebouwd, om God te verheerlijken en ons heil te bewerkstelligen.

De heilige Kerk stelt in de Mis door haar priesters het Kruisoffer tegenwoordig: datgene wat indertijd op het Kruis aan de Vader werd geofferd tot uitboeting van de zonden van de wereld, namelijk het gezegende Lichaam en Bloed van Jezus, en tevens de mateloze offerliefde, waarmee onze Hogepriester en Middelaar deze gaven aan de Vader aanbood en blijft aanbieden, namelijk het inwendig offer van Zijn Hart, dat aan de zichtbare offergave alle waarde verleende en nog steeds verleent. Want Jezus, ons Offerlam, is Dezelfde, gisteren, vandaag en in alle eeuwigheid. Als God kan Hij geen veranderingen ondergaan. Ook Zijn verheerlijkte mensheid is niet langer aan de wetten van de aardse vergankelijkheid onderhevig. Zijn Offer is een eeuwig en onveranderlijk Offer. In eeuwigheid biedt Hij aan God de gave aan, die Hem behaagde en behaagt: het Lichaam dat geboren werd uit de maagd Maria.

Hij, Jezus, is één met ons en Hij is één met God. Hij heeft God alles gegeven wat Hij bezat en wat Hij was. En Hij blijft Zichzelf geven als hoogste gave van de goddelijke verheerlijking.

Hoe zouden wij, beminde gelovigen, dit overdenkende, de Mis lauw en verveeld kunnen bijwonen? Hoe zouden wij de plicht van mishoren kunnen zien als dwang? En hoe kunnen wij tolereren dat het Huis van God op vele plaatsen een roverskuil is geworden door allerlei aardse gebruiken?

De Mis moet ons hart bewegen tot grotere liefde en verheerlijking van God, want de Mis is de werkelijkheid die ons onderdompelt in de goddelijke en eeuwigdurende verlossing. Amen.


9 augustus 2011

Werk in uitvoering: twee nieuwe altaren in de kerk

Eind mei werden de altaarpanelen vanuit België
naar Nederland getransporteerd.

Het beeld van Jozef met Kind
geplaatst in het nieuwe altaarpaneel.

Er is de afgelopen weken hard gewerkt aan de realisatie van twee nieuwe altaren in onze kerk. Nadat eind mei enkele altaarstukken uit België zijn overgekomen, is begin juni het nieuwe Sint-Jozefaltaar al gecreëerd, aan de rechterzijde van de kerk. Afgelopen week is daarin een prachtig, geheel gerestaureerd, polychroom beeld van Sint Jozef met het kind Jezus geplaatst. Dit beeld is door een weldoener aan onze kerk geschonken.

Werk in uitvoering: het nieuwe Sacramentsaltaar.

De uit Amerika afkomstige seminarist Gregory Bartholomew FSSP, die de afgelopen vier weken als gast op de pastorie verbleef, heeft pater Knudsen geholpen met de opbouw van het tweede altaar, tussen het hoofdaltaar en het Sint-Jozefaltaar. Dit nieuwe altaar zal in de toekomst in het bijzonder worden gebruikt voor de uitstelling van het Allerheiligste Sacrament. Ook dit altaar is bijna klaar.

Met de komst van een nieuw Sint-Jozefbeeld - en zelfs een eigen altaar voor de voedstervader van onze Heer - is een belofte ingelost die pater Knudsen de afgelopen jaren meermalen in het openbaar heeft geuit. We blijven de voorspraak vragen van de heilige Jozef om zegen en voorspoed over het apostolaat in onze kerk.

Na voltooiing van het laatste altaar
beschikt onze kerk over vijf altaren
waaraan het heilig Misoffer kan
worden opgedragen.

7 augustus 2011

Preek voor de achtste zondag na Pinksteren

Epistel
Rom. 8, 12-17
Broeders, wij hebben wel verplichtingen, maar niet tegenover het vlees, dat wij naar het vlees zouden moeten leven, want als gij leeft naar het vlees, zult gij zeker sterven; maar als gij door de geest de werken van het vlees doet sterven, dan zult gij leven. Want allen, die door de Geest van God worden gedreven, dat zijn kinderen van God. Immers, gij hebt geen slavengeest ontvangen, om weer te leven in vrees; maar gij hebt een geest ontvangen, waardoor wij tot kinderen zijn aangenomen en roepen: Abba (Vader). Immers de Geest Zelf getuigt aan onze geest, dat wij kinderen van zijn van God. Maar zijn wij kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus.

Evangelie
Lc. 16, 1-9
In die tijd hield Jezus Zijn leerlingen de volgende gelijkenis voor: Er was eens een rijk man, die een rentmeester had; en deze werd bij hem aangeklaagd, dat hij zijn goederen verkwistte. En hij liet hem roepen en zei tot hem: Wat hoor ik daar van u? Gij hebt verantwoording te doen van uw beheer; want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen dacht de rentmeester bij zichzelf: Wat moet ik beginnen, nu mijn meester mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen, daarvoor schaam ik mij! - Maar ik weet al, wat ik zal doen, opdat zij mij in huis zullen opnemen, wanneer ik als rentmeester ben afgezet. Hij liet dan de schuldenaars van zijn heer een voor een bij zich komen. En hij vroeg aan de eerste: hoeveel zijt gij aan mijn heer schuldig? En deze antwoordde: honderd vat olie. En hij sprak tot hem: Hier, neem uw schuldbekentenis, ga gauw zitten, en maak er vijftig van. Vervolgens vroeg hij aan een ander: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En deze antwoordde: honderd mud tarwe. En hij sprak tot hem: Hier, neem uw schuldbekentenis, en maak er tachtig van. En de eigenaar prees in de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg te werk was gegaan. Want inderdaad, de kinderen van deze wereld gaan onder elkander met meer overleg te werk dan de kinderen van het licht. Ook Ik zeg tot u: Maakt u vrienden door middel van de mammon, zo vol ongerechtigheid, opdat zij u bij uw sterven opnemen in de eeuwige woontenten.

Preek
In het epistel van deze zondag redeneert de apostel Paulus, zoals hij dat graag doet, vanuit de instellingen van het menselijke leven om bovennatuurlijke werkelijkheden te verduidelijken.

Kinderen zijn van nature de aangewezen erfgenamen van hun ouders. Als het dus waar is dat wij door het heilig doopsel en door de Geest kinderen van God zijn geworden, dan hebben wij ook een heerlijk erfdeel te verwachten: een goddelijke erfenis, die Christus, de Eerstgeborene onder vele broeders, door het vergieten van Zijn Bloed heeft verworven. En in het vervolg van dit allerschoonste achtste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen beschrijft Paulus de glorie die ons wacht, indien wij tenminste ook willen delen in het lijden van Christus.

Wij kunnen de vergelijking veilig doorzetten. Aardse erfgenamen ondergaan graag grote offers om de buit van een rijke erfenis deelachtig te worden. Zij leven in gespannen verwachting en verachten kleine winsten die anderen zich moeizaam verwerven. Als wij de hemelse glorie werkelijk beschouwen als het ons toekomende erfdeel van de heiligen, als wij werkelijk wisten welke hoop Gods roeping wekt in oprechte harten, zou dan niet onze gehele levenshouding anders worden? Zou dan niet met name onze waardering voor de aardse goederen een grondige wijziging moeten ondergaan en onze ogen meer naar de hemel moeten kijken? Zou niet ons gehele wezen naar de hemelse glorie moeten streven, en al ons handelen daarop gericht moeten zijn? Paulus zegt het zelf: Alles wat voor mij winst betekende heb ik om Christus’ wil schadelijk geacht, om Zijn wil heb ik alles prijsgegeven en ik beschouw het als afval, opdat ik Christus moge winnen.

De Heer is nabij. Deze hoop verleent zekerheid aan ons leven en sterkte om geduldig te volharden. Zij die op een gulle erfenis rekenen, leven in deze blijde hoop. De Heer geeft ons een voorsmaak van de hemelse erfenis in het offer van de heilige Mis en in het ontvangen van de heilige communie. Wat een geestelijke vreugde voor hem die gelooft om reeds nu het onderpand van de toekomstige heerlijkheid te mogen proeven!

Beminde gelovigen, laat de wereld maar lachen om dit onbegrepen geheim van Gods liefde. Laat de lauwen maar achteloos aan Gods gave voorbijgaan, want zij hebben Hem toch niet lief, maar alleen zichzelf. Het vurige christenhart rent echter naar dit Manna en proeft de voorsmaak van het eeuwig leven, dag na dag. “Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de bron des levens, die staat in Gods paradijs.” Amen.


2 augustus 2011

Informatiebulletin voor de maand augustus is verschenen

Het Informatiebulletin van onze kerk voor de maand augustus is verschenen. Hierin uiteraard aandacht voor het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming. Pastoor Knudsen gaat in op de gebeurtenissen in Noorwegen en uw medewerking wordt gevraagd bij het onderhouden van ons adressenbestand.

Het bulletin is op deze site te vinden onder het tabblad 'Informatiebulletin augustus'. Ook bestaat de mogelijkheid om het blad elke maand gratis per e-mail (klik hier) te ontvangen.


1 augustus 2011

Van de parochie-administrator: Hoe omgaan met geweld?

Beminde gelovigen,

De afschuwelijke gebeurtenissen die op 22 juli jl. in Noorwegen plaatsvonden roepen ons op tot gebed voor de slachtoffers die onvoorbereid de dood zijn ingegaan, en ook voor de nabestaanden om hun troost en hulp te bieden in deze voor hen zo moeilijke tijd.

Deze gebeurtenissen herinneren ons aan onze algemene verplichting om voor vervolgde en noodlijdende mensen te bidden. Overal ter wereld worden mensen getiranniseerd door oorlog en terreur, niet in het minst onze christelijke broeders in het Midden-Oosten.

De Kerk wijst te allen tijde geweld als eerste oplossing van conflicten af, en de kerkelijke moraal keurt geweld tegen onschuldige en weerloze mensen resoluut af als zware zonde. Maar de Kerk vraagt ons ook te bidden voor de daders en voor hen die ons vervolgen. Ook zij hebben een ziel die gered moet worden. Dit brengt ons tot de innerlijke waarheid van ons aardse bestaan en de fundamentele betekenis van onze samenleving, namelijk God te verheerlijken en daardoor onze ziel te redden.

Verder breng ik u in herinnering dat het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming een verplichte kerkelijke feestdag is.
Vóór de gezongen (avond)Mis van die dag zal de Rozenkrans worden gebeden. Tussendoor zullen Marialiederen worden gezongen.

Met mijn priesterlijke zegen,

Pater M. Kromann Knudsen FSSP,
administrator Sint-Agnesparochie