16 oktober 2011

Preek voor de achttiende zondag na Pinksteren

De grootste genade die Gods barmhartigheid ons, mensen, heeft bewezen
- de genade die komt voor alle andere en die boven alle genaden uitstijgt -
is de Heer Jezus Christus Zelf.

Epistel
1 Kor. 1, 4–8
Broeders, te allen tijde breng ik om uwentwil dank aan mijn God voor de genade Gods, die u geschonken is in Christus Jezus. Immers in Hem zijt gij in ieder opzicht rijk geworden, in alle woord en in alle kennis, in dezelfde mate als de prediking van de Christus vaste voet bij u gekregen heeft. Zodoende komt gij in geen enkele genadegave iets te kort, terwijl gij in afwachting zijt van de verschijning van onze Heer Jezus Christus. Hij immers zal u doen vaststaan ten einde toe, zodat gij vrij zijt van schuld op de dag, dat onze Heer Jezus Christus wederkomt.

Evangelie
Mt. 9, 1–8
In die tijd ging Jezus in een scheepje, stak het meer over en kwam in Zijn stad. En daar bracht men een lamme tot Hem, die op een rustbed lag. Toen Jezus hun geloof zag, sprak Hij tot de lamme: Heb goede moed, Mijn zoon, uw zonden worden u vergeven. Maar zie, sommige schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Hij lastert God! Doch Jezus zag hun gedachten en sprak: Waarom denkt gij kwaad bij u zelf? Wat is gemakkelijker, te zeggen: uw zonden worden u vergeven, of te zeggen: sta op, en loop? Welnu, om u te doen weten, dat de Mensenzoon de macht bezit op aarde zonden te vergeven, – toen sprak Hij tot de lamme – sta op, neem uw bed op, en ga naar huis. En hij stond op, en ging naar huis. En toen de menigte dat zag, werden zij door vrees bevangen, en zij verheerlijkten God, Die zulk een macht verleende aan de mensen.

Preek
De genade Gods die u in Jezus Christus geschonken is, is de grootste genade die Gods barmhartigheid ons mensen heeft bewezen. De genade die voor en boven alle andere genaden komt, is de genade die de Heer Jezus Christus Zelf is. Als wij deze werkelijkheid maar zouden willen begrijpen, dan zou het leven van ons, christenen, er heel anders uitzien. Dan zouden wij met grote ijver de zonde bevechten en ons bevrijden van alle aardse blindheid. Het paradoxale is dat deze genade ons reeds gegeven is; het is verdrietig dat zo weinigen van ons deze genade vruchtbaar laten worden.

Nog paradoxaler is het dat de Kerk, waardoor Christus deze genade uitdeelt, in onze tijd meer bezig is de wereld naar de mond te praten dan deze genade te verkondigen. Denken wij maar aan de nietszeggende uitspraken van vele priesters en bisschoppen over geloof en moraal, of aan het grote geduld dat velen hebben met groepen zogenaamd-katholieken die continu de kerkelijke leer verdraaien en de sacramenten ongeldig of onwaardig toedienen. En denken wij niet in de laatste plaats aan de ten hemel schreiende beledigingen van God, zoals de moderne ideologieën en de door de wereld zo geprezen interreligieuze gebedsontmoetingen. Immers, Christus is de enige Middelaar tussen de Vader en de mensen. Hij is Degene, Die de wereld niet wil kennen, omdat Hij laat zien dat het ware leven niet in deze wereld is, maar in het toekomstige leven in de aanschouwing Gods, en dat Hij de enige Weg daarnaartoe is.

En juist daar gaat het om. De genade die Christus geeft, is het middel en het nieuwe leven, die het voor een mens mogelijk maakt om bij God te komen. Daarom moet een mens de wereld achter zich laten, de wereld met al zijn kortzichtigheid en verblinding. Wij kunnen niet tegelijkertijd het Licht omarmen en in het duister van het aardse blijven leven. Ons leven moet nu reeds een leven in de genade zijn. Wij moeten wakker worden, het compromis achter ons laten, en de werkelijkheid van God opnieuw ontdekken.

De menswording is de daad van Gods overgrote liefde die ons telkens weer met sprakeloosheid en verwondering moet vervullen. Het is het wonder van de goddelijke liefde waarvoor wij Hem nooit genoeg kunnen danken en loven. Hij is mens geworden, en Hij is God, deze twee tezamen en tegelijk. Hij is dus niet een wijze mens die onze nood verstaat en meelijdt. Hij is geen humanist, die de wereld wil verbeteren. Hij is de mensgeworden God, Die is gekomen om zielen te heiligen, en hen naar het hemelse vaderland wil brengen. Dit, beminde gelovigen, moet u begrijpen, anders zal de genade die over u is uitgestort nutteloos zijn, zoals zij nutteloos is voor de wereld die onachtzaam aan haar voorbijgaat.

Ons leven zou er heel anders kunnen uitzien, stralend en geheiligd, als wij zouden leven naar de waarheid van de genade. Dan zouden de alledaagse dingen, waaraan wij zo veel belang hechten, onbeduidende punten worden op de weg naar onze bestemming, en niet langer zelf een bestemming zijn. Alleen als wij ‘ja’ durven zeggen tegen de genade met geheel ons leven, dan zullen wij het ware geluk van het leven reeds nu – hier op aarde – genieten, als voorsmaak van het eeuwige en onveranderlijke geluk dat eeuwig voortduurt in de hemelse aanbidding. Amen.