2 oktober 2011

Preek voor de zestiende zondag na Pinksteren

Epistel
Efes. 3, 13–21
Broeders, ik bid u, dat gij niet de moed verliest om wille van de wederwaardigheden, die ik voor u verduur; want dat is juist een eer voor u. Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heer Jezus Christus, aan Wie alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent: Moge Hij overeenkomstig de rijkdom van Zijn glorie u geven: dat gij naar de inwendige mens krachtig wordt gesterkt door Zijn Geest, en dat Christus woont in uw harten door het geloof; opdat gij, aldus geworteld en bevestigd in de liefde, in staat zijt om met alle heiligen de breedte en de lengte, de hoogte en de diepte te begrijpen, en de liefde van Christus te kennen, die alle begrip te boven gaat, om aldus volmaakt te worden naar heel de volheid Gods. Aan Hem nu, Die bij machte is om door de kracht, die in ons werkt, veel meer tot stand te brengen, dan wij kunnen vragen of begrijpen, aan Hem zij de eer in de Kerk en in Christus Jezus tot in alle geslachten van de eeuwen der eeuwen. Amen.

Evangelie
Lc. 14, 1–11
In die tijd kwam Jezus op een sabbat in het huis van een der voornaamste farizeeën, om de maaltijd te gebruiken; en zij letten zeer scherp op Hem. En zie, daar stond voor Hem een man, die aan waterzucht leed. En Jezus richtte Zich tot de wetgeleerden en farizeeën met de vraag: Mag men op de sabbat iemand genezen of niet? Maar zij zwegen. Dan legde Hij Zijn hand op hem, genas hem en liet hem heengaan. Maar tot de anderen sprak Hij: Wie van u zal niet zijn ezel of zijn os, die in een put valt, terstond er uit halen, al is het een sabbatdag? En zij wisten niets daartegen in te brengen. Ook hield Hij aan de gasten een gelijkenis voor, omdat Hij bemerkte, hoe zij de eerste plaatsen uitzochten; en Hij sprak tot hen: Als gij ter bruiloft wordt genodigd, neem dan niet de eerste plaats in; want misschien is er iemand genodigd, die voornamer is dan gij; en dan zou hij, die u en hem heeft uitgenodigd, u komen zeggen: Maak plaats voor deze; dan zoudt gij met schaamte de laatste plaats moeten innemen. Maar als gij genodigd zijt, neem dan de laatste plaats; wanneer dan uw gastheer binnenkomt, zal hij tot u zeggen: Vriend, ga hoger op! Dat zal een eer voor u zijn in het oog van al de disgenoten. Want al wie zich verheft, zal vernederd, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.

Preek
Gedurende de lange reeks zondagen na Pinksteren laat de Kerk ons in haar gebeden steeds opnieuw dezelfde hoofdgedachten overwegen, namelijk hoe het goddelijke heilsplan zich in ons moet verwezenlijken en hoe wij ons christelijk leven moeten beleven.

Om ons dit te verduidelijken kiest zij voor ieder zondag enkele teksten uit de Heilige Schrift uit, die ons misschien vrij algemeen voorkomen, maar die uiterst geschikt zijn om onze christelijke levenshouding te bepalen. Vandaag wijst de lezing van het Evangelie hoofdzakelijk op de noodzaak alle dubbelzinnigheid, alle schijnheiligheid, alle verwaandheid en elke valse trots uit ons leven te weren, om ons met een oprecht en nederig hart aan de dienst van God te wijden, nederig erkennend dat de verwezenlijking van dit christelijke levensprogramma in ons het eigen werk van Gods genade in ons is.

Het is deze genade die zichtbaar wordt in het Evangelie door de genezing van iemand die lijdt aan waterzucht. Maar omdat het een sabbat was, wekte deze genadebemiddeling ontevredenheid op bij de farizeeën, die in de naam van een voorschrift uit de wet aan het hoogste gebod, namelijk dat van de liefde, zouden verzuimen.

In het tweede deel van het Evangelie van vandaag wordt ons door een gelijkenis geleerd in welke gezindheid wij moeten liefhebben, namelijk in eenvoud en nederigheid. Christus Zelf heeft ons daarvan het levende voorbeeld gegeven toen Hij Zich offerde voor onze zonden. Zijn liefde is ook bij ons gebleven door de sacramenten, vooral in het heilig Sacrament des Altaars.

De farizeeën dachten dat zij zichzelf de gerechtigheid zouden kunnen geven door de letter van de wet te volgen. Christus laat ons echter duidelijk zien dat de gerechtigheid ontvangen moet worden, zoals degene die aan waterzucht lijdt zijn gezondheid ontvangt. Wij ontvangen de liefde niet in trots, maar in eenvoud en nederigheid.

Ik moet hierbij denken aan de wijze waarop een katholiek de heilige communie ontvangt. Dat is een uitstekend beeld van de twee geestesgesteldheden die ons vandaag in het Evangelie tegemoet komen. De geknielde ontvangst van de communie op de tong laat de eenvoudige en nederige afhankelijkheid van Gods genade zien en maakt aan een ieder duidelijk dat wij zelf niets vermogen, maar slechts – zoals een klein kind – gevoed kunnen worden. Als wij volledig van deze houding doordrongen zijn, dan kan de goddelijke genade zich ten volle in onze ziel ontplooien.

Daar staat tegenover de trotse houding van de handcommunie, die te vergelijken is met de farizeeër die denkt zichzelf het heil te kunnen geven door de uiterlijke navolging van de wet, maar die geen nederige en eenvoudige afhankelijkheid kent tot de liefde van God.

Beminde gelovigen, oefenen wij dus deze eenvoudige nederigheid, waarin de genade en de liefde van God zo vruchtbaar worden. Stellen wij niet onszelf op de eerste plaats, maar erkennen wij dat wij arme schepselen zijn die volledig afhankelijk zijn van het erbarmen van God. Amen.