26 februari 2012

Preek voor de eerste zondag van de Vasten

Christus (midden) stuurt de duivel (rechts) weg.

Epistel
2 Kor. 6, 1-10
Broeders, wij vermanen u te zorgen, dat gij Gods genade niet ontvangt zonder vrucht. Want er staat geschreven: "Op de tijd, die Mij behaagt, ga Ik u verhoren, en op de dag des heils, kom Ik u helpen." Zie, thans is het de tijd, die Hem behaagt, nu is het de dag van het heil. En aan niemand geven wij ook maar de minste aanstoot, opdat er geen smet geworpen worde op ons ambt; maar wij willen ons in alles tonen als dienaren van God, door veel geduld, in wederwaardigheden en noden en moeilijkheden, in geselslagen en gevangenschap en volksoploop, in zwoegen en waken en vasten; door reinheid en kennis - door lankmoedigheid en goedheid; door de Heilige Geest, door ongeveinsde liefde, door prediking van waarheid en door kracht van God; met de wapenen der gerechtigheid in rechter- en linkerhand; onder eer en smaad, - onder kwade of goede naam; als bedriegers, en toch waarachtig, - als onbekend, en toch welbekend; als bijna dood, en zie, wij leven; als geslagen en toch niet gedood; als bedroefde mensen, maar toch altijd blij; als arm, en toch maken wij velen rijk; als mensen, die niets hebben, en toch alles bezitten.

Evangelie
Mt. 4, 1-11
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd, om door de duivel bekoord te worden. En na veertig dagen en veertig nachten gevast te hebben, gevoelde Hij tenslotte honger. Toen kwam de bekoorder tot Hem en zei: Als Gij de Zoon van God zijt, zeg dan, dat deze stenen brood worden. Doch Hij gaf ten antwoord: Er staat geschreven: "De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord, dat voortkomt uit de mond van God!" Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, en plaatste Hem boven op de tinne van de tempel, en sprak tot Hem: Als Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden; er staat immers geschreven: "Hij heeft over U bevelen gegeven aan Zijn engelen; en zij zullen U op de handen dragen, opdat Gij Uw voet niet zoudt stoten aan een steen." Maar Jezus zei tot hem: Oók staat er geschreven: "Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen!" Nogmaals nam de duivel Hem mee, naar een zeer hoge berg, en toonde Hem alle koninkrijken der wereld met hun heerlijkheid, en zei tot Hem: Dit alles zal ik U geven, als Gij neervalt en mij aanbidt. Toen sprak Jezus tot hem: Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: "De Heer, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen!" Toen ging de duivel van Hem weg, en er kwamen engelen, die Hem dienden.

Preek
Nu de Kerk -– en wij met haar -– aan de grote vasten is begonnen, is het goed ons te herinneren waarom wij door deze tijd van boete heengaan. Eens te meer gaan wij op naar de viering van het zalig lijden en sterven van Christus, en naar Zijn glorievolle verrijzenis, het hoogtepunt van het kerkelijk jaar. Het geheim van onze verlossing gaat zich andermaal voltrekken. Zullen wij het ongemerkt aan ons laten voorbijgaan, of zal het in ons de nodige weerklank vinden om ons te vervullen met nieuwe geestelijke kracht?

Vroeger was heel het maatschappelijke leven op deze voorbereidingstijd afgestemd. Wat daarvan is overgebleven is niets anders dan uiterlijk vertoon, zoals de viering van carnaval. De rust in de maatschappij op de grote dagen waarop onze verlossing zich voltrekt is ten prooi gevallen aan de winkeliers en aan de zucht naar plezier. Er blijven dus geen uiterlijkheden meer over die geschikt zijn om ons de ernst en de bezinning bij de brengen, die de vastentijd van ons vereist.

Nog ingrijpender is het dat de Kerk het noodzakelijk heeft gevonden om zich steeds meer aan te passen aan het moderne leven en mede daardoor de lichamelijke boetedoeningen heeft verzwakt. Dat berooft ons van een kostbaar hulpmiddel om ons in te werken in de ernst van de heilige vastentijd. Wij, christenen van de 21e eeuw, zijn dus meer dan ooit aangewezen op een persoonlijke, diepe bewustheid van ons christen-zijn om van deze vastentijd een heilzame tijd te maken. Het hangt van onszelf af of wij ons de tijd zullen gunnen om tot bezinning te komen, om weer eens de echtheid van ons christelijke leven in volle oprechtheid onder ogen te nemen. Daarbij zijn de volgende punten van groot belang:

  • Welke plaats neemt Christus in mijn leven in? Word ik door het alledaagse zo meegesleept dat ik geen behoefte meer voel naar het hogere en naar verlossing?

  • Door mijn doopsel behoor ik toe aan een wereld die alleen op God gericht is en die dus vaak in tegenstelling en in strijd is met de wereld waarin ik elke dag leef. Leef ik in de realiteit van mijn doopsel of ben ik reeds lange tijd een afgestorven ledemaat van het Lichaam van Christus, dat de Kerk is?

  • Wat komt er terecht van mijn Paasbiecht? Blijft deze oppervlakkig en vluchtig, zonder een diepe inwerking op mijn leven, of wil ik de moed vinden voor de benodigde verandering?

  • Wat betekent mijn Paascommunie? Zal zij in mijn ziel uiteindelijk de vereenzelviging met Christus worden?

Beminde gelovigen, indien wij deze punten door ons vasten en onze boetedoening kunnen realiseren, dan zal het vasten voor ons een zegen zijn en ons tot een nieuw leven leiden. Amen.