Het feest van het Allerheiligst Sacrament (Sacramentsdag) valt op de tweede donderdag na Pinksteren. In veel landen (ook in Nederland) wordt het ook gevierd op de tweede zondag na Pinksteren.
Sacramentsdag herdenkt, net als Witte Donderdag, de instelling van het Sacrament des Altaars. Paus Urbanus stelde in 1264 deze dag als een verplichte feestdag in op de donderdag na het Octaaf van Pinksteren, omdat hij vond dat het vasten- en boetekarakter van Witte Donderdag het feestelijke herdenken van het Laatste Avondmaal en de instelling van de Eucharistie (en het priesterschap) enigszins in de weg stond. Die beslissing heeft uiteraard de sacramentsdevotie sterk bevorderd. Voor zijn uitverkiezing tot paus was Urbanus aartsdiaken van Luik, waar hij in 1247 mee aan de basis stond van het ontstaan van Sacramentsdag.
Traditioneel trokken op Sacramentsdag of op de zondag erna alom kleurrijke sacramentsprocessies door de straten van steden en dorpen. Na een tijd van verwaarlozing komt op verscheidene plaatsen deze traditie weer in zwang, en niet alleen in Rome of in Lourdes, maar ook in New York en Amsterdam en in veel andere plaatsen.
In Rome viert de Paus op Sacramentsdag de heilige Mis in de open lucht op het plein voor de basiliek van Sint Jan van Lateranen. Daarna wordt, in de voetsporen van paus Urbanus IV, het heilig Sacrament in een plechtige stoet naar het plein voor de basiliek Santa Maria Maggiore gebracht. De stoet trekt anderhalve kilometer over de Via Merulana. Het is een stoet waarin alle geledingen van de katholieke Kerk hun eigen kleuren laten zien: de misdienaars en acolieten in het wit, de mannelijke en vrouwelijke religieuzen in allerlei soorten blauw, bruin, grijs en wit, de priesters in het zwart, de bisschoppen in het paars, de kardinalen in het rood, en ten slotte de Paus in het wit. Maar het centrum van de stoet is niet de Paus, maar het Allerheiligst Sacrament, de heilige Hostie in de gouden houder, de monstrans. Hierop is de aandacht van de toeschouwer gericht. Men knielt en buigt eerbiedig het hoofd, want HET IS JEZUS ZELF DIE HIER AANWEZIG IS.
Naast de processie met het heilig Sacrament is de aanbidding ervan een uitdrukking van eucharistische vroomheid die onterecht vaak als ouderwets wordt beschouwd.
Theologen hadden (en hebben nog altijd) bezwaar tegen Eucharistische aanbidding en processies, alsof het concurrentie was voor de viering van de heilige Mis. Paus Benedictus XVI wijdt een belangrijke passage van zijn apostolische exhortatie aan dit onderwerp, waarin hij de zaken recht zet:
Een van de meest intense momenten van de Synode is geweest, toen wij ons, samen met heel veel gelovigen, naar de Basiliek van de heilige Petrus hebben begeven voor de eucharistische Aanbidding. Met dat gebaar van gebed wilde de Synodevergadering de aandacht vestigen - en dat niet alleen met woorden - op het belang van de intrinsieke band tussen Eucharistieviering en aanbidding. In dit belangrijke aspect van het geloof van de Kerk, ligt een van de beslissende elementen van de kerkelijke weg zoals die werd afgelegd na de liturgische vernieuwing die het Tweede Vaticaans Concilie heeft gewild. Terwijl de eerste stappen op de weg van de hervorming gezet werden, werd soms de intrinsieke band tussen de heilige Mis en de aanbidding van het allerheiligst Sacrament onvoldoende duidelijk gezien. Een destijds verbreide tegenwerping bijvoorbeeld, ging uit van de stelling volgens welke het eucharistisch Brood ons niet gegeven zou zijn om te worden beschouwd maar, maar om te worden gegeten. In het licht van de gebedservaring van de Kerk, bleek deze tegenstelling elke grondslag te missen. Reeds Augustinus heeft gezegd: "Nemo autem illam carnem manducat, nisi prius adoraverit; peccemus non adorando". (Niemand eet dit vlees zonder het eerst te aanbidden; wij zouden zondigen door het niet te aanbidden.)
In de Eucharistie komt ons immers de Zoon van God tegemoet en verlangt Zich met ons te verenigen; de Eucharistische aanbidding is niets anders dan de vanzelfsprekende ontwikkeling van de Eucharistieviering, die in zichzelf de grootste daad van aanbidding is van de Kerk.
De Eucharistie ontvangen betekent zich de houding van aanbidding aannemen jegens Hem die wij ontvangen. Juist zo en alleen zo worden wij één geheel met Hem en ontvangen wij in zekere zin een voorsmaak van de schoonheid van de hemelse liturgie. De daad van aanbidding buiten de heilige Mis zet voort en maakt intenser wat tijdens de liturgische viering is gebeurd. Immers, "alleen in de aanbidding kan een diep en waarachtig ontvangen rijpen. En juist in deze persoonlijke daad van ontmoeting met de Heer rijpt vervolgens ook de sociale zending die in de Eucharistie opgesloten ligt en die niet alleen de barrière wil slechten tussen de Heer en ons, maar ook en vooral de barrières die ons van elkaar scheiden".
Samen met de synodale Vergadering beveel ik daarom aan de Herders van de Kerk en aan het Volk van God van harte de eucharistische aanbidding aan, zowel de persoonlijke als de gemeenschappelijke.
In dit verband zal een adequate catechese van groot nut zijn, waarin aan de gelovigen het belang wordt uitgelegd van deze daad van eredienst, die het mogelijk maakt de liturgische Viering dieper en met meer vrucht te beleven. Het zou vervolgens goed zijn om, in de mate dat het mogelijk is, vooral in de dichtst bevolkte centra kerken of oratoria aan te wijzen die uitdrukkelijk gereserveerd worden voor de eeuwigdurende aanbidding. Ik beveel het bovendien aan, dat de kinderen in de catechetische vorming en in het bijzonder tijdens de voorbereidingstrajecten voor de Eerste Communie, bekend worden gemaakt met de betekenis en de schoonheid van het verwijlen in de tegenwoordigheid van Jezus, door hun de eerbiedige verwondering bij te brengen voor zijn aanwezigheid in de Eucharistie.
Ik zou hier bewondering en steun tot uitdrukking willen brengen voor de Instituten van godgewijd leven waarvan de leden een aanzienlijk deel van hun tijd aan de eucharistische aanbidding wijden. Zo geven zij aan allen het voorbeeld van personen die zich laten modelleren door de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer. Insgelijks wil ik de verenigingen van gelovigen aanmoedigen evenals de broederschappen die deze praktijk als hun speciale verplichting op zich nemen, en die zo zuurdesem van contemplatie worden voor heel de Kerk en een herinnering aan de centrale plaats van Christus voor het leven van afzonderlijke mensen en van gemeenschappen.
De persoonlijke relatie die de afzonderlijke gelovige onderhoudt met Jezus, zoals Hij in de Eucharistie aanwezig is, verwijst hem steeds naar het geheel van de kerkelijke gemeenschap, doordat zij in hem het besef voedt van zijn toebehoren aan het Lichaam van Christus. Naast de uitnodiging aan de gelovigen afzonderlijk om persoonlijk tijd te vinden voor het gebed bij het Sacrament van het altaar, beschouw ik het ook als mijn plicht om de parochies zelf en de andere kerkelijke groeperingen aan te sporen momenten van gemeenschappelijke aanbidding te bevorderen. Het moge duidelijk zijn dat de reeds bestaande vormen van eucharistische devotie heel hun waarde behouden. Ik denk bijvoorbeeld aan de eucharistische processies, vooral de traditionele processie op het hoogfeest van het Corpus Domini - Sacramentsdag -, aan de praktijk van het Veertigurengebed, aan de lokale, nationale en internationale eucharistische congressen, en aan andere soortgelijke initiatieven. Worden zij op passende wijze bij de tijd gebracht en aan de verschillende omstandigheden aangepast, dan verdienen zulke vormen van devotie ook vandaag de dag te worden gecultiveerd.
Lauda Sion zijn de woorden, naar de tekst van Sint Thomas van Aquino, waarmee de sequentie op Sacramentsdag begint. De sequentie (naar het Latijnse werkwoord sequi, vervolgen) is een hymne in dichtvorm, die in een plechtige heilige Mis gebeden of gezongen wordt na het Alleluja (dat volgt op de epistellezing) en voor het evangelie. Het lied legt de betekenis van het feest uit.
Sion, loof uw Heil en Hoeder!
Loof nu uwen Vorst en Voeder,
In gezang en jubellied!
Loof! En waag uw stoutste pogen:
Hij gaat allen lof te boven,
Tot Zijn lof volstaat Gij niet!
Keur van stof wordt u op heden
Voorgesteld tot lof en beden:
’t Levend Brood, dat Leven geeft:
’t Brood, dat naar wij zeker weten,
Bij het heilig Avondeten
Hij de Twaalf gegeven heeft.
Vol zij ’t loflied, rijk aan klanken!
Waardig en van vreugde sprank’lend
Zij der ziele jubellied:
Nu wij op dit hooggetij herdenken,
Hoe van ’t Maal, dat Hij ons wilde schenken,
De eerste viering is geschied.
Aan des nieuwen Konings maaltijd
Geeft aan ’t oude Paaslam afscheid
’t Nieuwe Lam van ’t Nieuw Verbond;
’t Nieuwe heeft het Oud’ verjaagd,
Waarheid schaduw weggevaagd,
Duisternis voor licht verzwond.
Wat de Heer bij ’t avondmalen
Deed, gebood Hij te herhalen
Ter gedachtenis aan zijn dood:
En, gehoorzaam, consacreren
Wij, naar Zijn hoogheilig leren
Tot Heilsoffer wijn en brood.
Christenen als geloofsstuk leren;
Dat hier wonderbaar verkeren
Brood in Vlees, en wijn in Bloed.
Wat verstand noch oog doorschouwen,
Hecht geloof in vast betrouwen
- Zij ’t een wonder! – houden doet.
Kostbaarheên van ’t rijkst gehalte
Gaan hier schuil in twee gestalten,
Die slechts lout’re tekens zijn:
’t Bloed als drank, het Vlees als spijze;
Toch blijft onverdeelderwijze
Christus gans in beider schijn.
Niet gebroken bij het eten,
Niet verdeeld, niet stukgebeten:
Nut men Hem gans ongedeerd.
Nutten één of duizendtallen:
Ieder nut zoveel als allen:
En géén nutten Hem verteert.
Goeden, bozen nutten beiden:
Doch hun lot is zeer verscheiden:
Leven of verdoemenis.
Dood de bozen, goeden ’t Leven:
Zie, waar eend’re Spijs gegeven,
Hoe verschillend de uitkomst is.
Wordt ook ’t Sacrament gebroken,
Weifel niet! Houd onweersproken:
Wat is in ’t geheel verstoken,
Schuilt ook gans in ieder deel.
D’inhoud zelf kan niemand breken:
’t Breken raakt alleen het teken:
Van ’t betekende, onbezweken,
Blijft en staat en bouw geheel.
Zie, wat Eng’lenbrood wij prijzen,
Pelgrims voedt op d’aardse reize,
Waarlijk brood, Gods kind tot spijze,
- Wee, die ’t voor de honden gooit! –
Voorbeduid in de oude dagen,
Die het Isaakoffer zagen,
’t Paaslam plechtig opgedragen,
’t Manna den Vaderen gestrooid.
Goede Herder, Brood waarachtig,
Jesu, wees ons arme’ indachtig
Voed ons en behoed ons krachtig:
Maak Uw glorie ons deelachtig
In des Levens land en loon.
Gij, Almogende en Alwijze:
Hier ons stervelingen tot spijze:
Maak ons, de Uwen, ten Paleize,
Gast en erven Heil’gerwijze,
Hun gezel ons in Uw Woon .
Zo zij het. Looft den Heer.
Amen.