'Donkere metten' is de benaming van het nachtofficie van de Kerk voor Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag. De metten vormen het langste officie van het getijdengebed, en bestaan uit twee nocturnen die elk bestaan uit zes psalmen en een langere lezing, de eerste uit de Bijbel, de tweede uit de kerkvaders. ('s Zondags komt daar nog een nocturn van drie lofzangen uit het Oude Testament met een evangelielezing en het 'Te Deum' bij.) In zeer veel kloosters worden de metten ingekort (vandaar de uitdrukking 'korte metten maken'). In de lange versie duren de metten op zijn minst anderhalf uur, meestal langer.
In de Goede Week zijn de donkere metten nog uitgebreider. In deze getijdegezangen van de drie nachten voor Pasen staan de klaagzangen van Jeremia centraal. Men noemt ze 'donker' omdat tijdens de liturgie de kaarsen één voor één gedoofd worden. Uiteindelijk blijft slechts één kaars branden, terwijl de kerk verder in duisternis gehuld is. Deze donkere metten en lauden van het Triduum Sacrum zijn lange en indrukwekkende meditaties op het lijden van Christus in een opeenvolging van psalmodie, klaagzangen en dramatische responsories. Door de eeuwen heen is het mooiste gregoriaans repertoire in deze liturgie bijeengebracht.
Vanwege het aantal psalmen dat in de metten (9) en de lauden (5) wordt gebeden, staan er vijftien (14 + 1) kaarsen opgesteld. Na iedere psalm wordt er één kaars gedoofd. Zo blijft er op het eind van de lauden slechts één kaars branden, het licht van Christus. De kerk is dan vrijwel in duisternis gehuld, alleen de vurige hoop op de verrijzenis blijft gloren. In de duistere kerk wordt dan het 'Christus factus est' gezongen.