Jezus Christus, eeuwig Hogepriester |
Christus is voor ons een barmhartige hogepriester geworden, en wel op de volgende manier: de wet die door de engelen aan de Israëlieten afgekondigd werd, beval de mensen die voor de verleiding bezweken en zonde bedreven, te straffen, en dit onverwijld. Hiervan wordt ook getuigenis afgelegd in de Hebreeënbrief, waar staat: "Wie zich niet stoort aan de wet van Mozes, wordt op het getuigenis van twee of drie personen onverbiddelijk ter dood gebracht" (Hebr. 10, 28).
Christus is echter de barmhartige hogepriester geworden. Hij heeft immers van de bewoners van deze wereld geen vergelding voor hun zonden geëist. Hij heeft juist allen door genade en barmhartigheid gerechtvaardigd. En bovendien heeft Hij van hen aanbidders in de Geest gemaakt, na ons de waarheid - dat wil zeggen: de ware manier om goed te leven - op schitterende en heldere manier voor ogen gesteld te hebben. Hij legt hiervan duidelijk getuigenis af in de boodschap van de evangeliën. Zonder de geboden van Mozes af te keuren of aan de oude voorspellingen afbreuk te doen, heeft Hij de waarheid getoond. Hij heeft de schaduw die over de wet lag, verwijderd en Hij verandert de voorafbeeldingen in de ware eredienst aan de Vader. Hij zei dan ook duidelijk: "Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen. Ik zeg u: eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is" (Mt. 5, 17-18). De voorafbeeldingen zet Hij om in de waarheid zonder ze te vernietigen. Meer nog, Hij legt de laatste hand eraan, zoals kunstenaars dat ook doen die bedreven zijn in het schilderen: wanneer zij met kleurschakeringen werken bij eerdere schetsen, dan vernietigen zij het voorafgaande niet, maar zij halen de kleuren juist duidelijker naar voren. Iets dergelijks heeft Christus ook gedaan, toen Hij de ruwe schetsen van de voorafbeeldingen verfijnde tot de waarheid.
Israël heeft echter het mysterie niet verstaan, hoewel niet alleen de wet, maar ook de profeten dit op allerlei manieren voorspeld hadden. En door hoevele, ja ontelbare werken probeert Christus Zelf, ons aller Heiland, ons tot het inzicht te brengen dat Hij God is en blijft, ook al is Hij door goddelijke beschikking ter wille van ons als mens verschenen. Daarom bracht Hij werken tot stand die niet alleen onze menselijke maat te boven gaan, maar verrichtte Hij ook wonderen die alleen God kan doen. Zo wekte Hij doden op uit hun graven en gaf Hij, als Schepper, de blinden het licht in hun ogen. Hij voer met gezag uit tegen onreine geesten en met één wenk bevrijdde Hij de melaatsen uit hun lijden. Bovendien bracht Hij ook nog vele andere vermeldenswaardige en wonderbaarlijke dingen tot stand. Hij zei immers ook: "Als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, behoeft gij Mij niet te geloven, maar zo Ik ze wel doe, gelooft dan die werken, als ge Mij niet wilt geloven" (Joh. 10, 37-38).
Uit een Paaspreek van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444)