Met Maria, vol verlangen,
Wil mijn hart U nu ontvangen;
Kom, mijn God, ik tracht naar U,
Kom, mijn God, ik smacht naar U,
Kom, en maak mijn ziel gezond,
Kom, mijn Jezus, wacht geen stond!
Ik ben zo zwak, ik ben zo teer,
Ik heb U nodig, lieve Heer,
De slechte wereld doet mij beven.
'k Kan zonder U, mijn God, niet leven.
Daal in mijn arme ziele neer,
Dan vrees ik hel noch duivel meer!
Gij zijt ginds naar mijn hart aan 't trachten
In 't tabernakel van de Kerk.
O kom, mijn God, wil niet meer wachten,
Kom, maak mij blij, kom, maak mij sterk!
Lijk Gij U geeft, wil ik mij geven:
Ik schenk mij gans aan U, o Heer;
Gij zijt mijn God, Gij zijt mijn leven,
Wij scheiden nimmer, nimmer meer!
'k Geloof dat Ge in de Hostie zijt.
Ik hoop op Uw barmhartigheid...
Ik min U, die mij eindeloos mint.
Kom in mijn ziel, ik ben Uw kind!
Zalige Edward Poppe, pr.