Rorate caeli desuper, et nubes pluant iustum.
Dauwt, hemelen, van boven, en wolken, regent de Rechtvaardige.
Ne irascaris Domine, ne ultra memineris iniquitatis: ecce civitas Sancti facta est deserta: Sion deserta facta est: Jerusalem desolata est: domus sanctificationis tuae et gloriae tuae, ubi laudaverunt te patres nostri.
Wees niet vertoornd, Heer, gedenk niet langer onze zonden: zie de stad van de Heilige is verwoest, Sion ligt in puin. Jeruzalem is ontredderd: Uw heilige en luisterrijke stad, waar onze vaderen U lof hebben gezongen.
Peccavimus, et facti sumus tamquam immundus nos, et cecidimus quasi folium universi: et iniquitates nostrae quasi ventus abstulerunt nos: abscondisti faciem tuam a nobis, et allisisti nos in manu iniquitatis nostrae.
Wij hebben gezondigd, en zijn geworden als een onreine; daarom zijn wij allen als een blad dat valt; onze zonden sleuren ons mee als de wind; Gij hebt Uw gelaat voor ons verborgen, en ons neergeworpen in de macht van onze zonden.
Vide Domine afflictionem populi tui, et mitte quem missurus es: emitte Agnum dominatorem terrae, de Petra deserti ad montem filiae Sion: ut auferat ipse iugum captivitatis nostrae.
Heer, zie neer op de ellende van Uw volk, en zend Die Gij beloofd hebt: zend het Lam, Dat de aarde beheerst, uit Petra in de woestijn naar de berg van Sions dochter: opdat Hij het juk van onze zonde wegneme.
Consolamini, consolamini, popule meus: cito veniet salus tua: quare maerore consumeris, quia innovavit te dolor? Salvabo te, noli timere, ego enim sum Dominus Deus tuus, Sanctus Israel, Redemptor tuus.
Troost u, troost u, Mijn volk: weldra komt uw heil: waarom wordt gij verteerd van smart? Waarom grijpt steeds weer nieuwe droefheid u aan? Ik zal u verlossen, wil niet vrezen: Ik ben immers de Heer, uw God, de Heilige van Israël, uw Verlosser.