Latijn Dies irae, dies illa, Solvet saeclum in favilla, Teste David cum Sibylla. Quantus tremor est futurus, Quando judex est venturus, Cuncta stricte discussurus! Tuba mirum spargens sonum Per sepulchra regionum, Coget omnes ante thronum. Mors stupebit, et natura, Cum resurget creatura, Judicanti responsura. Liber scriptus proferetur, In quo totum continetur, Unde mundus judicetur. Judex ergo cum sedebit, Quidquid latet apparebit: Nil inultum remanebit. Quid sum miser tunc dicturus? Quem patronum rogaturus, Cum vix justus sit securus? Rex tremendae majestatis, Qui salvandos salvas gratis, Salva me, fons pietatis. Recordare, Jesu pie, Quod sum causa tuae viae: Ne me perdas illa die. Quaerens me, sedisti lassus: Redemisti crucem passus: Tantus labor non sit cassus. Juste Judex ultionis, Donum fac remissionis Ante diem rationis. Ingemisco, tanquam reus: Culpa rubet vultus meus: Supplicanti parce, Deus. Qui Mariam absolvisti, Et latronem exaudisti, Mihi quoque spem dedisti. Preces meae non sunt dignae: Sed tu bonus fac benigne, Ne perenni cremer igne. Inter oves locum praesta, Et ab hoedis me sequestra, Statuens in parte dextra. Confutatis maledictis Flammis acribus addictis: Voca me cum benedictis. Oro supplex, et acclinis, Cor contritum quasi cinis: Gere curam mei finis. Lacrimosa dies illa, Qua resurget ex favilla, Judicandus homo reus. Huic ergo parce, Deus: Pie Jesu Domine, Dona eis requiem. Amen. |
Nederlandse vertaling (Guido Gezelle, pr.) Kwade dag, die al de dagen eens lijk assen weg zult vagen, zo 't Sibille en David zagen! Welk een gruwel'n zal 't niet wezen, als de Rechter, opgerezen, 't goê zal uit het kwade lezen! Wondere trompetrumoeren zullen al de graven roeren, al die dood zijn troonwaards voeren. Stom zal staan de Dood en 't Leven, als de doden antwoord geven, staan, en voor den Rechter beven. 't Zal een boek te voorschijn komen, waarin 't al staat opgenomen, dat het oordeel Gods moet schromen, als de Rechter, neêrgezeten, al 't verdoken kwaad zal weten, straffen ende niets vergeten. Wie zal dan toch mijn verweer zijn, Wat mijn voorsprake of begeer zijn, als de goeden zelf verveerd zijn? Koning, schrikbaar en grootmachtig, bron van goedheid, nederslachtig, bid ik U, weest mij indachtig! Jesu, wil toch wel gedenken: als gij mij kwaamt 't leven schenken, was 't om me op die dag te krenken? Jesu, moê van zoeken naar mij, hebt Ge 't kruis geleên, en daar mij eens zo dier gekocht: ach spaar mij! Schoon 't Uw recht zij van te wreken, wil mij vrij van zonden spreken, eer die dag komt aan te breken! 'k Zuchtte als een ter dood verwezen, maar mijn schaamrood schuldig wezen hoopt op Uw bermhertig wezen; Wierd Maria 't eeuwig leven, wierd den moordnaar hoop gegeven, hopen durve ik ook, en beven. Heere, onweerdig is mijn bede; doch, laat me, uit goedjonstigheden, vrij van 't vier der eeuwigheden! Laat mij bij Uw schaapkes weiden, wil mij van de bokken scheiden en ter rechterhand geleiden. Moet Gij dan vermaledijden en het eeuwig vier doen lijden, roep tot mij: 'Gebenedijden!' Want ik kome al jammerklagen, 't herte als assen rouw geslagen, hulpe in mijnen doodsstrijd vragen. Dag van weedom en van boeten, als gij zult verrijzen moeten en gerecht zijn om uw zonden. Mens, God spare u in die stonden! Zoete Here Jesu mijn, laat ze in ruste en vrede zijn, in alle eeuwen! Amen. |
Rooms-katholieke parochie voor de traditionele Latijnse liturgie in de Sint-Agneskerk te Amsterdam
Pagina's
▼