Giovanni (Johannes) Bosco werd geboren in het stadje Castelnuovo d’Asti (tegenwoordig: Castelnuovo Don Bosco) vlakbij Turijn (Italië) op 16 augustus 1815. Toen hij twee jaar oud was stierf zijn vader, Francesco Bosco, een arme boer. (Zijn moeder is Margherita Occhiena. In 2006 werd zij door paus Benedictus XVI eerbiedwaardig verklaard, een voorstadium van een zaligverklaring.)
Hoewel Johannes geen gemakkelijke jeugd had, lukte het hem in 1841 zijn studies af te ronden en de priesterwijding te ontvangen. Tijdens zijn priesterschap leerde Don Bosco de trieste levensomstandigheden van jongens kennen in de voorsteden van Turijn. Jonge mensen doolden door de straten, veelal werkloos dreigden zij verloren te lopen. Hij wilde een eind maken aan de sociale wantoestanden.
Het begon met een ontmoeting met een ontmoedigde jongen. De jongen bracht na een goed gesprek vrienden mee. Zo groeide een centrum waar de jongens terecht konden. Met zijn grote hartelijkheid en optimisme lukte het hem om groepjes jongens te onderwijzen in het geloof. Hij stichtte een bibliotheek voor de jeugd, en schreef een boek, getiteld ‘De verstandige jongen’, over de opvoeding van kinderen. Het werd een bestseller.
Johannes probeerde goede afspraken te maken tussen de jongens en werkgevers. Hij bouwde huizen, waar arme jongens konden uitgroeien tot geschoolde werkkrachten, eerlijke mensen en goede christenen.
Don Bosco liet zich niet meeslepen in de politieke en sociale twistpunten van die dagen. Hij streefde naar het onmiddellijk haalbare. Daarvoor had hij de steun en de medewerking van iedereen nodig. Dankzij de hulp van velen heeft hij de armen goed gedaan.
In 1859 stichtte hij de mannelijke congregatie der Salesianen, genoemd naar de heilige Franciscus van Sales, voor wie hij een grote bewondering had, en in 1872 stichtte hij voor vrouwen de Dochters van Maria.
In 1862 kreeg Don Bosco een visioen. Daarin ziet hij het schip van de Kerk met op de boeg de Paus door een woeste zee varen. Het schip kan zich alleen handhaven door zich vast te klampen aan twee grote zuilen. Op de ene zuil staat een grote hostie, op de andere zuil staat de heilige maagd Maria, als Hulp der Christenen.
Don Bosco had een grote liefde voor het Allerheiligste Sacrament des Altaars en voor de Moeder Gods, Maria. Zonder financiële middelen liet hij voor haar een kerk bouwen, ter ere van de Hulp der Christenen. De giften stroomden binnen, waarmee het werk voltooid kon worden.
Er zijn meerdere getuigenissen van mensen die hem hebben zien zweven toen hij na afloop van een heilige Mis in aanbidding was neergeknield voor het Allerheiligste Altaarsacrament. Toen hij na de consecratie in een heilige Mis eens merkte dat er veel te weinig hosties waren voor de talrijke menigte die wilde communiceren, sloeg hij zijn ogen op ten hemel, waarna hij de hosties in de ciborie zag vermeerderen. Er bleken genoeg hosties te zijn voor iedereen, zonder dat hij er ook maar een hoefde te breken. Later zei hij daarover: “De Macht Die het wonder van de transsubstantiatie kan volbrengen, zal ook een vermeerdering niet in de weg staan.”
Don Bosco stierf op 31 januari 1888, 72 jaar oud, in Turijn. Hij werd begraven in de kerk van de Salesianen in Turijn. Paus Pius XI verklaarde hem in 1934 heilig.
Hij is patroon van Castelnuovo Don Bosco; circusartiesten, dansers, leerjongens, schooljongens, jeugd en jongeren in het algemeen, jeugdzielzorgers en uitgevers.
In Vlaanderen bestaan vele Don-Bosco-scholen, waaronder enkele internaten. In Nederland staat in Volendam een scholengemeenschap die zijn naam draagt: het Don-Bosco-college.
Rooms-katholieke parochie voor de traditionele Latijnse liturgie in de Sint-Agneskerk te Amsterdam
Pagina's
▼