Tantum Ergo - Gabriel Fauré
uitgevoerd door Ensemble Vocal et Instrumental de Lausanne onder leiding van Michel Corboz
Latijn
Tantum ergo Sacramentum
veneremur cernui.
Et antiquum documentum
novo cedat ritui.
Præstet fides suppelementum
sensuum defectui.
Genitori, genitoque
laus et jubilatio.
Salus, honor, virtus quoque.
sit et benedictio.
Procedenti ab utroque
compar sit laudatio.
Nederlands
Eren wij dan, diep gebogen,
dit zó gróte Sacrament.
De offerdienst van 't joods verleden
wijke voor 't Nieuwe Testament.
Waar der zinnen kracht tekort schiet:
Help' 't geloof ons, dat hier kent.
God den Vader, God den Zone
Lof en jubel dan gewijd
Hun zij heil en macht en ere,
Zij Hun Naam gebenedijd.
Aan de Geest, Die uit Hen voorkomt,
zij gelijke lof gezeid.
30 juni 2024
Tantum Ergo (Fauré)
Zesde zondag na Pinksteren
Epistel
Rom. 6, 3-11
Broeders, wij allen, die gedoopt zijn tot vereniging met Christus Jezus, wij zijn gedoopt tot vereniging met Zijn dood. Immers door dat doopsel ten dode zijn wij met Hem begraven, opdat - zoals Christus uit de doden is opgewekt door de glorie van de Vader - aldus ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. Want als wij met Zijn dood in gelijkvormigheid zijn samengegroeid, dan zullen wij dat ook zo zijn met Zijn verrijzenis. Dit toch weten wij, dat onze oude mens mede aan het kruis is geslagen, opdat het lichaam der zonde zou worden vernietigd en wij geen slaaf meer zouden zijn van de zonde. Want wie gestorven is, is vrij geworden van de zonde. Indien wij dan met Christus zijn gestorven, wij geloven, dat wij ook met Christus zullen leven; want wij weten, dat Christus - eenmaal van de doden opgestaan - niet meer sterft; de dood zal over Hem geen macht meer hebben. Want Hij stierf door de zonde, één enkele maal; maar nu Hij weer leeft, leeft Hij voor God. Zo moet ook gij uzelf beschouwen als dood voor de zonde, maar als levend voor God in Christus Jezus, onze Heer.
Evangelie
Mc. 8, 1-9
In die tijd, toen er eens een grote menigte bij Jezus was, en zij niets meer te eten hadden, riep Hij Zijn leerlingen bij Zich, en sprak tot hen: Ik heb medelijden met deze mensen; want zij zijn nu al drie dagen bij Mij, en zij hebben niets meer te eten; en als Ik hen zo naar huis laat gaan, zonder dat zij gegeten hebben, zullen zij onderweg bezwijken, want sommigen van hen zijn van verre gekomen. En Zijn leerlingen gaven Hem ten antwoord: Hoe zou men hun hier in de eenzaamheid voldoende brood te eten kunnen geven? En Hij vroeg hun: Hoeveel broden hebt gij? En zij antwoordden: Zeven. Toen liet Hij het volk zeggen, dat zij zich op de grond zouden neerzetten. Dan nam Hij de zeven broden, sprak een dankgebed uit, brak ze, en gaf ze aan Zijn leerlingen om ze rond te delen. En deze deelden ze uit aan het volk. Ook hadden zij enige visjes; en Hij sprak er de zegen over uit, en liet ze ronddelen. En zij aten, tot zij verzadigd waren; dan verzamelden zij de overgeschoten brokken, zeven manden vol. Het waren er ongeveer vierduizend, die gegeten hadden. Toen liet Hij hen heengaan.
Overweging
De apostelen reageren met ernstige twijfel op de woorden van de Heer dat Hij iets wil doen om het hongerige volk te eten te geven, want hoe zou men het in de woestijn genoeg brood kunnen geven? Christus vraagt eenvoudig wat ze aan voorraad hebben, het is niet veel, namelijk slechts zeven broden en enkele visjes. Hij nam de broden aan, sprak een dankzegging uit en liet ze aan de zittende menigte uitreiken. Hij sprak een zegening uit over de visjes en deed daarmee hetzelfde. Zij aten allen en werden verzadigd, en er bleef zelfs nog een grote hoeveelheid voedsel over.
Wat toen gebeurde, als een geweldig wonder, namelijk duizenden mensen voedsel geven uit een voorraad die slechts voor een handvol mensen toereikend was, gebeurt op wonderbare mysterieuze wijze nog steeds. Want Zijn wonder van de broodvermenigvuldiging duidt erop dat Christus de mensen wilde voeden. In de woestijn voedde Hij hun lichamelijk, maar nu voedt Hij ons naar de ziel door het dagelijks herhaalde wonder van de heilige Mis. En nu is Hij Zelf ons voedsel geworden. Wat in de wonderbare broodvermenigvuldiging tot uiting wordt gebracht, dat Hij ons wil voeden, is in de Mis dus de hoogste realiteit geworden.
Dit wonder moet op het volk van Zijn tijd wel een diepe indruk hebben gemaakt. De goedheid van de Heer, waarmee Hij het volk tegemoetkomt, laat hun Zijn reële belangstelling voor hen duidelijk blijken, gevolgd door het evidente, niet te loochenen wonder. Ook wij zijn getuigen van dit wonder en in nog hogere mate dan toen. Maar vragen wij ons oprecht af: waarderen wij de heilige communie als voedsel voor onze ziel wel genoeg? Hebben wij er tijd en moeite voor over om dikwijls en met aandacht en godsvrucht Jezus in de communie te ontvangen? En zijn al onze verstrooidheden aan het altaar en aan de communiebank wel geheel te verontschuldigen? Als wij deze vragen aan onszelf stellen, dan moeten wij wel constateren dat voor ons dit allergrootste wonder nog niet geheel werkelijkheid van ons leven is geworden.
Laten wij proberen ernaar te streven om dagelijks het wonder van de heilige Mis en de liefde van God dieper te verstaan, allereerst doordat wij de Wil van God in ons leven voltrekken, waardoor Hij steeds meer aanwezig is in onze gedachten en handelingen. Als wij op die manier leven, dan wordt het ook makkelijker om Zijn machtige en reddende hand te bespeuren en dan komen wij vanzelf terecht in een levenshouding van meer dankbaarheid tegenover God.
Jezus heeft ons zo liefgehad dat Hij onze honger op wonderbare wijze heeft willen stillen door het sacrament van Zijn eigen Lichaam en Bloed. Door dit sacrament draagt Hij zorg voor het welzijn en de groei van onze zielen. Mogen wij dan een heilig verlangen opwekken naar dit sacrament dat ons heiligt, en steeds meer in de werkelijkheid van de ware broodvermenigvuldiging leven.
29 juni 2024
Tu es Petrus (Fauré)
Tu es Petrus - Gabriel Fauré
uitgevoerd door Ensemble Vocal et Instrumental de Lausanne onder leiding van Michel Corboz
29 juni: H.H. Petrus en Paulus, apostelen, hoogfeest
Petrus heette aanvankelijk Simon, zoon van Jona (of Johannes). Zijn broer heette Andreas. Zij waren vissers op het moment dat Jezus hen vroeg Hem te volgen (Mc. 1,16-20). Van Jezus kreeg hij de bijnaam Petrus ('rots': Mt. 16, 18; Joh. 1, 42).
Uit de Evangeliën krijgt men de indruk dat hij een spontaan, hartelijk karakter had, ook met alle fouten van dien. Zo wilde hij niet dat Jezus hem de voeten waste, omdat dat slavenwerk was. Toen Jezus zei dat ze dan niet langer bij elkaar zouden horen, wilde hij ineens helemaal gewassen worden (Joh. 13, 6-9). Van de andere kant hield hij glashard vol Jezus niet te kennen, toen het hem te benauwd werd en hij tijdens Jezus' verhoor door omstanders werd herkend als een van Zijn leerlingen. Jezus had het hem in de vooravond nog voorzegd: "Eer de haan kraait, zul je me driemaal verloochend hebben" Toen er een haan kraaide, herinnerde Petrus zich Jezus' woorden en huilde bitter om zijn lafhartigheid (Mt. 26, 69-75). Als de leerlingen na Jezus' heengaan weer zijn gaan vissen en Hem herkennen op het strand, bedenkt Petrus zich geen moment, trekt zijn kleed aan, springt overboord en zwemt voor de boten uit naar Jezus toe (Joh. 21, 1-9). Deze Petrus is de prins der apostelen geworden (Joh. 21, 15-32).
In de eerste tien hoofdstukken van het bijbelboek ‘Handelingen van de Apostelen’ wordt verteld hoe Jezus’ leerlingen, en Petrus in het bijzonder, steeds meer bezield werden door Zijn Heilige Geest, en dus steeds meer op Jezus gingen lijken.
Eens kwam Petrus op een grote rondreis ook bij de leerlingen die in Lydda woonden, en trof daar een zekere Enéas aan, die reeds acht jaar wegens verlamming het bed moest houden. Petrus sprak tot hem: "Enéas, Jezus Christus geneest u, sta op en maak zelf uw bed in orde." Onmiddellijk stond hij op. Alle inwoners van Lydda en van de Saronvlakte zagen hem en bekeerden zich tot de Heer.
Dit verhaal doet denken aan de genezingen van lammen in de evangeliën: bij voorbeeld Marcus 2, 1-12, de lamme door het dak: Petrus' aanmaning hier "Maak uw bed in orde" herinnert enigszins aan Jezus' aanbeveling aan de lamme daar: "Neem uw bed op..." Het verhaal hier herinnert ons ook aan Johannes 5, 1-9, de genezing van de lamme in Betsaïda, doordat het aantal jaren van de verlamming uitdrukkelijk wordt genoemd: hier acht jaar bij Johannes 38 jaar.
Er leefde destijds in Joppe een leerlinge met name Tabita, wat in vertaling Dorkas, Gazelle, betekent. Zij was onuitputtelijk in het doen van goede werken en het geven van aalmoezen. Juist in die dagen was zij echter na een ziekte gestorven. Men waste haar en legde haar in een bovenvertrek. Omdat Lydda dichtbij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, die gehoord hadden dat Petrus daar verbleef, twee mannen naar hem toe met het verzoek: "Kom zonder uitstel naar ons toe." Petrus ging aanstonds met hen mee. Bij zijn aankomst brachten ze hem in het bovenvertrek, waar alle weduwen wenend hem omringden en al de kleren en mantels lieten zien die Dorkas gemaakt had toen ze nog in hun midden was. Petrus deed allen naar buiten gaan, knielde neer en bad. Toen sprak hij, zich kerend naar het lijk: "Tabita, sta op." Zij opende de ogen, zag Petrus en ging overeind zitten. Hij reikte haar de hand en hielp haar opstaan. Vervolgens riep hij de heiligen en de weduwen en gaf haar levend aan hen terug.
Dit werd bekend in heel Joppe, zodat velen het geloof in de Heer aannamen. (Hand. 9, 32-42)
Dit verhaal doet sterk denken aan Jezus' opwekking van Jaïrus' dochtertje. De belangrijkste overeenkomst is natuurlijk dat een vrouw uit de dood wordt opgewekt. Maar er zijn nog enkele details. Net als Jezus stuurt Petrus allen naar buiten. Ze spreken bijna dezelfde woorden. Waar Jezus zei: "Talita koemi, sta op!", horen we Petrus zeggen: "Tabita, sta op!" Net als Jezus pakt Petrus de vrouw bij de hand om haar op te richten.
De conclusie moet bijna wel zijn, dat in Petrus Jezus Zelf aan het werk is; in Petrus zijn de tijden van het Evangelie teruggekeerd.
Het tweede deel van de Handelingen van de Apostelen vertelt voornamelijk hoe Paulus het christendom onder de heidenen verkondigt. Toch is het Petrus die het eerst een heiden, Cornelius, tot Christus brengt (Hand. 10). Na de verhuizing uit Jeruzalem vestigde hij zijn zetel in de Syrische stad Antiochië; weer later ging hij naar de hoofdstad van het Romeinse Rijk, Rome.
Beroemd is de legende 'Quo vadis?' Tijdens de christenvervolgingen onder keizer Nero, drongen de gelovigen erop aan dat Petrus de stad zou ontvluchten. Uiteindelijk gaf hij gehoor aan hun dringende bede. Aan de rand van de stad kwam hij echter Jezus Zelf tegen; Hij droeg Zijn kruis in de richting van Rome. Verbijsterd vroeg Petrus "Quo vadis? Waar gaat U heen, Meester?" Waarop Jezus antwoordde: "Ik ga naar Rome om opnieuw gekruisigd te worden." Toen begreep Petrus dat hij er verkeerd aan deed de stad te ontvluchten; hij moest bij zijn mensen blijven. Hij keerde terug, en werd inderdaad enige tijd later gearresteerd en net als zijn Heer tot de kruisdood veroordeeld. Hij vond van zichzelf dat hij maar weinig op Jezus geleek. Daarom vroeg hij de gunst om met het hoofd naar beneden gekruisigd te worden.
Nero liet de twee kopstukken onder de christenen, de apostelen Petrus en Paulus arresteren door een zekere Paulinus. Deze wierp de twee in de gevangenis en droeg de bewaking op aan Processus en Martinianus. Maar Petrus wist deze wachters tot Christus te bekeren. Omdat er in de gevangenis geen water voorhanden was om hen te dopen, keerde Petrus in tot gebed en op hetzelfde moment sprong er een fontein op uit de stenen vloer. Nu openden de voormalige bewakers de deuren van de gevangenis voor hen en gaven hun de vrijheid terug. Later, na de marteldood van Petrus en Paulus, kwam hun dat eveneens op de doodstraf te staan: op last van Nero werd hun met het zwaard het hoofd afgehakt.
Op uitdrukkelijk aandringen van zijn medegelovigen nam Petrus de vlucht en ging op weg om de stad Rome te verlaten. Maar bij één van de stadspoorten aangekomen - op die plaats staat nu de kerk van Maria Onderweg - kwam Christus hem tegemoet. Hij sprak: "Maar Heer, waar gaat U heen (Quo vadis)?" Waarop de Heer antwoordde: "Ik ga naar Rome om opnieuw gekruisigd te worden." Petrus herhaalde: "Opnieuw gekruisigd?" "Ja". Daarop hernam Petrus: "Maar dan ga ik terug, Heer, om samen met u gekruisigd te worden." Daarop steeg de Heer weer ten hemel. Petrus bleef in tranen achter.
Hij begreep dat het uur van zijn marteldood geslagen had. Hij ging terug de stad in. Daar werd hij onmiddellijk gegrepen door de politie van Nero. Hij werd voor de stadhouder, Agrippa, geleid. Linus vertelde later dat Petrus' gelaat straalde van vreugde.
Linus was één van Petrus' leerlingen: hij zou hem opvolgen als bisschop van Rome, de belangrijkste van alle bisschoppen.
De stadhouder zei tot hem: "Dus u bent die man die er vreugde in vindt om temidden van het lagere volk te wonen? En die de vrouwen van de achterbuurten weghoudt van hun man in bed?" Waarop Petrus ten antwoord gaf: "Mijn enige vreugde vind ik in het kruis van mijn Heer." Omdat hij vreemdeling was, werd hij veroordeeld tot de doodstraf aan het kruis. Paulus daarentegen was Romeins staatsburger: hij werd veroordeeld tot onthoofding door het zwaard.
Dionysius (bijgenaamd 'de Areopagiet') schrijft een brief aan Paulus' leerling Timotheus over Paulus' dood. Daarin vertelt hij hoe de menigte, bestaande uit heidenen en joden, niet moe werd hen beiden, Petrus en Paulus, in het gezicht te spuwen en te slaan waar ze hen maar raken konden.
Op het moment dat ze van elkaar gescheiden werden, zei Paulus tegen Petrus: "De vrede zij met jou; jij bent de rots waarop de kerk gebouwd is; jij bent herder van Jezus' schapen." En Petrus zei tegen Paulus: "Ga in vrede, jij bent de verkondiger van de waarheid en van de blijde boodschap; jij bent de doorgever van het heil aan alle rechtvaardigen."
Deze passage roept allerlei teksten uit het Evangelie op. Ten eerste worden we herinnerd aan de gebeurtenis dat Petrus tegen Jezus zegt: "Gij zijt de Christus (Messias), de Zoon van de levende God." Jezus had toen op Zijn beurt gereageerd: "En jij, Simon, jij bent Petrus, rots, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen." Jezus en Petrus hebben elkaar toen over en weer 'bevestigd' in wat ze ten diepste waren. Nu doen Petrus en Paulus hetzelfde ten aanzien van elkaar.
De woorden waarmee ze dat doen, slaan op eerdere gebeurtenissen. Na zijn verrijzenis is Jezus eens aan Petrus en Johannes verschenen. Jezus vroeg bij die gelegenheid aan Petrus tot drie keer toe of hij Hem beminde. Dat maakte Petrus bedroefd, want het herinnerde hem aan zijn drievoudige verloochening, in de nacht van Jezus' arrestatie en veroordeling: "Simon, bemin je mij?" Tot drie keer toe. Telkens als Petrus geantwoord had "Ja Heer, U weet dat ik U bemin" zei Jezus "Hoed mijn schapen!" Naar die woorden van Jezus verwijzen nu Paulus' woorden: "Jij bent de herder."
Op dezelfde manier bevestigt Petrus Paulus in het feit dat hij Gods woord heeft verkondigd onder de heidenen. Daarover was destijds het meningsverschil gegaan.
Daarop ging Dionysius met zijn meester Paulus mee. De twee apostelen zijn immers op gescheiden plaatsen ter dood gebracht. Toen Petrus geconfronteerd werd met het kruis waaraan hij zou komen te hangen, zei hij: "Mijn meester is vanuit de hemel op aarde neergedaald; vervolgens is Hij verheven aan het kruis. Mij heeft hij geroepen om van de aarde op te gaan naar de hemel. Daarom wil ik gekruisigd worden met mijn hoofd naar de aarde en mijn voeten naar de hemel. Kruisig mij dus met mijn hoofd omlaag, want ik ben niet waardig op dezelfde manier te sterven als mijn Meester, Jezus." Dat gebeurde. Men draaide het kruis ondersteboven, zodat hij met zijn hoofd naar beneden kwam te hangen en met zijn voeten naar de hemel.
De medegelovigen waren woedend op Nero; ze riepen dat ze zijn dood wilden, van hem en van zijn stadhouder. Maar Petrus smeekte hun zijn martelaarschap niet tegen te houden. Daarom opende God de ogen van al degenen die hem beweenden. En zie, nu zagen zij engelen staan met kronen van rozen en lelies in de hand; en Petrus stond erbij; Christus reikte hem een boek over en hardop las hij wat er in stond. De apostel aan het kruis bemerkte dat zij al zijn heerlijkheid aanschouwden. Voor een laatste maal beval hij zichzelf aan in hun gebeden. Daarop gaf hij de geest. Twee van zijn leerlingen, Marcellus en Apuleus, haalden hem van het kruis af en begroeven hem na hem met geurige kruiden gebalsemd te hebben.
In Rome begint het feest van Petrus en Paulus met de pontificale vespers op 28 juni in de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren. Op de dag zelf viert de Paus de hoogmis in de Sint-Pietersbasiliek, boven het graf van Sint Petrus. Tijdens deze plechtigheid legt hij bij de nieuw benoemde metropolieten (aartsbisschoppen) het pallium op. De Evangelielezing van deze Mis is genomen uit het Mattheüs-evangelie (16, 13-19). Daarin zegt Jezus dat Simon de steenrots is (Tu es Petrus) op wie Hij Zijn Kerk zal bouwen.
27 juni 2024
27 juni: Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand
Op 27 juni viert de Kerk de feestdag van onze lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand. De bekende Maria-icoon – die ook in onze kerk aanwezig is – is in 1866 door paus Pius IX aan de redemptoristen toevertrouwd met de opdracht om de devotie tot Maria onder deze eretitel wereldwijd te verspreiden.
Gebed
O Moeder van Altijddurende Bijstand,
ik kom tot u met een kinderlijk vertrouwen.
Verwerf voor mij van uw goddelijk Kind
die deugden die ik nodig heb om heilig te leven
en heilig te sterven.
Verkrijg voor mij een hart,
dat Jezus bovenal liefheeft
en zich voor de naaste weet op te offeren;
een hart, welks vertrouwen op Gods vaderlijke voorzienigheid
door niets aan het wankelen wordt gebracht,
dat bij moeilijkheden nooit moedeloos wordt,
maar edelmoedig zich aan Gods heilige Wil onderwerpt;
een hart dat berouw voelt over bedreven fouten
zonder kleinmoedig te worden;
een hart gelijkvormig aan het Hart van uw goddelijk Kind.
Steun mij, o Moeder van Altijddurende Bijstand,
in mijn zwakheid, verlicht mij in twijfels,
troost mij in moedeloosheid.
Wees gij, o Maria, voor mij een Moeder
in alle omstandigheden,
ik wil steeds uw kind blijven.
Amen.
25 juni 2024
25 juni: Heilige Wilhelmus, abt
Wilhelmus werd in 1085 te Vercelli in Piemonte geboren. Op 12-jarige leeftijd verloor hij zijn beide ouders. Hij was nog geen veertien, toen hij de wens te kennen gaf een pelgrimstocht van boetvaardigheid te houden naar Jacobus van Compostella. Hij volbracht deze onderneming blootsvoets en met slechts één kleed bij zich. Eenmaal thuis wilde hij ook naar het Heilig Land gaan om de plaatsen te bezoeken waar Christus had geleefd. Maar daar kwam niets van, omdat God hem onoverkomelijke hindernissen in de weg legde. Hij trok zich terug in de eenzaamheid van een kale berg.
Daar passeerde eens een mooi meisje dat haar blinde vader geleidde. Toen de man besefte welke kans hier voor hem lag, begon deze te bidden en te smeken dat de kluizenaar voor hem bij God een goed woordje zou doen, zodat hij zijn gezichtsvermogen terug zou krijgen. Maar de heilige leerde hem dat wij het lijden soms moeten ondergaan en aanvaarden; daarop gaf hij hem zijn zegen, en de zieke bleek op slag genezen.
Dit werd al gauw overal bekend en van heinde en ver kwamen de mensen naar hem toe. Om de toeloop te ontvluchten besloot hij alsnog naar het Heilige Land te gaan. Nu was het een droom die hem ervan hield. Hij nam zijn toevlucht tot een volkomen afgelegen en eenzame berg, de Vergine (= Maagd), ergens in de buurt van Napels. Tot dan toe hadden alleen beesten daar een onderkomen kunnen vinden.
Wilhelmus nam een voorbeeld aan Johannes de Doper. Hij droeg een haren kleed op het blote lijf; hij at slechts eenmaal per dag, op het moment dat de zon was ondergegaan; en naar het voorbeeld van de oude woestijnvaders en kluizenaars las hij elke dag alle honderdvijftig psalmen.
Ondanks de gestrengheid van zijn boetvaardig leven kreeg hij toch metgezellen, onder wie een zekere Albertus. Twee jaar later al had zich een hele kring van vrome mannen rond hem verzameld. Er waren zelfs priesters bij. Hij leerde hun het Evangelie consquent en zo volmaakt mogelijk na te leven, zoals de heilige Benedictus dat in zijn regel voor monniken zo duidelijk voorschrijft. Aldus ontstonden er meerdere klooster-nederzettingen.
Wilhelmus wordt afgebeeld als abt, soms met een wolf bij zich.
24 juni 2024
Hymne 'Ut queant laxis'
Latijn Ut queant laxis resonare fibris Mira gestorum famuli tuorum, Solve polluti labiis reatum, Sancte Joannes. Nuntius celso veniens Olympo, te patri magnum fore nasciturum, nomen, et vitae seriem gerendae, ordine promit. Ille promissi dubius superni perdidit promptae modulos loquelae; sed reformasti genitus peremptae organa vocis. Ventris obstruso recubans cubili, senseras Regem thalamo manentem: hinc parens nati, meritis uterque, abdita pandit. Sit decus Patri, genitaeque Proli et tibi, compar utriusque virtus, Spiritus semper, Deus unus, omni temporis aevo. Amen. | Nederlands Opdat met helder stemgeluid het volk Gods wonderdaden roemt, reinig, Johannes, hun gemoed, gij, bode van de Heer genoemd. Een engel Gods kwam bij u thuis, kondigde uw geboorte aan. Uw grote naam werd toen gemeld en ook de weg die gij zoudt gaan. Uw vader werd in zijn geloof beproefd en hij verloor zijn stem. Toen hij u in zijn armen droeg, loofde hij God en dankte Hem. Toen gij nog in de moederschoot uw Koning, zoals gij verhuld, herkende, sprongt gij op van vreugd, een droom van eeuwen werd vervuld. Aan God de Vader en de Zoon en aan de Geest zij lof en eer. Drie-een is God, Hij zij geloofd door heel de aarde, altijd weer. Amen. |
24 juni: Geboorte van de heilige Johannes de Doper, hoogfeest
Epistel
Jes. 49, 1-3, 5-7
Luistert, gij, eilanden, en geeft acht, gij, volken in de verte. De Heer heeft mij geroepen, toen mijn moeder mij nog droeg; vanaf de schoot van mijn moeder dacht Hij reeds aan mij. En Hij maakte mijn mond als een scherpsnijdend zwaard; met de schaduw van Zijn hand heeft Hij mij beschut. En Hij heeft mij behandeld als een uitgelezen pijl; in Zijn pijlkoker heeft Hij mij weggeborgen. En Hij sprak tot mij: Mijn knecht zijt gij, Israël, want aan u zal ik Mij verheerlijken. En nu, spreekt de Heer, Die vanaf de moederschoot mij vormde tot Zijn knecht: Zie, Ik heb u gesteld tot een licht voor de volken, opdat gij Mijn heil zou zijn tot aan het einde der aarde. Koningen zullen het zien, en vorsten zullen opstaan en zich nederwerpen in aanbidding ter wille van de Heer, de Heilige van Israël, Die u heeft uitverkoren.
Evangelie
Lc. 1, 57-68
Voor Elisabeth brak de tijd aan, dat zij moeder zou worden; en zij schonk het leven aan een zoon. En haar buren en verwanten vernamen, dat de Heer haar in hoge mate begenadigd had, en zij verheugden zich met haar. En het geschiedde op de achtste dag, dat men het kind kwam besnijden; en men wilde het de naam geven van zijn vader, Zacharias. Maar zijn moeder nam het woord en zei: Neen, hij moet Johannes heten. Doch zij antwoordden haar: Er is niemand in uw familie, die zo heet. Toen vroeg men met gebaren aan zijn vader, hoe hij hem wilde noemen. En deze vroeg om een schrijfbordje en schreef: Johannes is zijn naam. En allen verwonderden zich. Maar op hetzelfde ogenblik ging zijn mond en zijn tong weer los, en hij sprak en verheerlijkte God. En al hun buren werden door vrees bevangen; en door geheel het bergland van Judea werden al deze dingen bekend. En allen, die het hoorden, dachten er over na en zeiden: Wat zal er uit dit kind nog worden? Inderdaad, de hand des Heren was met hem. En zijn vader Zacharias werd vervuld met de Heilige Geest, en hij sprak dit profetisch woord: Gezegend zij de Heer, de God van Israël, want Hij heeft Zijn volk bezocht en het verlossing gebracht.
Overweging
Vandaag viert de Kerk de geboorte van de heilige Johannes de Doper, de voorloper van Jezus Christus, de Messias. Van geen enkele heilige wordt de geboorte gevierd (alleen van de heilige maagd Maria en van Jezus Zelf), maar wel van Johannes, omdat hij reeds voor zijn geboorte door God werd geheiligd. Hij is de grootste onder de profeten, de man door God gezonden. Hij doopte in de Jordaan een doopsel van bekering en kondigde aan: "Na mij komt Iemand Die groter is dan ik; ik ben zelfs niet waard de riem van Zijn sandaal los te maken" (dat was nederig slavenwerk!).
Hij zag zijn optreden zelf als baanbrekend werk voor de Messias. Deze herkende hij in Jezus op het moment dat hij Hem doopte, althans zo zeggen de drie evangelisten Mattheüs, Marcus en Lucas. De vierde, Johannes, suggereert dat Johannes Jezus al eerder kende. Immers, toen Jezus voorbijging, duidde hij Hem aan als het Lam Gods. (Op de afbeelding hierboven wijst Johannes de Doper het Lam Gods aan.)
Er is ook wel iets voor te zeggen dat Johannes Jezus al kende, want bij Lucas lezen we dat Johannes' moeder, Elisabeth, een bejaarde nicht van Jezus' moeder was. Toen Maria van de engel Gabriël de boodschap ontving dat zij van Gods Geest een kind zou krijgen en vroeg hoe dat mogelijk was daar ze geen omgang had met een man, antwoordde de engel: "Bij God is alles mogelijk. Zelfs uw nicht Elisabeth, die onvruchtbaar heette, is al in haar zesde maand." Daarop snelde Maria naar Elisabeth toe om haar in de laatste maanden voor de geboorte ter zijde te staan. Bij de begroeting tussen beide vrouwen - zo schrijft Lucas diepzinning en prachtig - sprong het kind op in de schoot van Elisabeth; dat was voor Elisabeth voldoende om te beseffen dat zij hier te doen had met de aanstaande moeder van de Messias.
Ook Johannes' geboorte was aangekondigd door de engel Gabriël, en wel aan zijn vader Zacharias op het moment dat hij zich als priester in het heilige vertrek van de tempel bevond en aan het oog van het volk onttrokken was. Ook hij vroeg hoe zoiets kon, daar hij en zijn vrouw onvruchtbaar waren gebleken. Ook hij had als antwoord gekregen dat voor God niets onmogelijk is; hij kreeg bovendien een teken van de waarheid mee: hij zou niet kunnen spreken tot aan de geboorte van het kind, dat hij Johannes moest noemen. Want dit kind zou zijn naam meer dan waarmaken.
Toen het kind geboren was en men aan Zacharias vroeg hoe het moest heten, moest hij gebruik maken van een schrijftabletje om te antwoorden: "Johannes moet het heten." Op dat moment werd hem het vermogen tot spreken teruggegeven. De buren, familie en bekenden stonden verbaasd, want er was niemand in de familie die zo heette.
23 juni 2024
Vijfde zondag na Pinksteren
Triomf van de Kerk over woede, verdeeldheid en haat (schilderij van Rubens, 1628) |
Epistel
1 Petr. 3, 8-15
Veelgeliefden, blijft allen één in het gebed; weest medelijdend, vol liefde voor uw broeders; weest barmhartig, welwillend en bescheiden. Vergeldt geen kwaad met kwaad, of verwensing met verwensing; maar wenst daarentegen elkander zegen toe; want daartoe zijt gij geroepen, om aldus zelf zegen te beërven. Want: "wie een gelukkig leven wil hebben en goede dagen wil zien, hij moet zijn tong afhouden van het kwade, en zijn lippen geen bedrog laten spreken. Laat hij het kwaad vermijden, en het goede doen; de vrede moet hij zoeken en daarnaar streven. Want de ogen des Heren rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oor is gericht op hun smeken; maar het aanschijn des Heren is tegen degenen, die kwaad doen." Bovendien, wie kan u kwaad doen, als gij ijverig streeft naar het goede? - Maar al hebt gij ook iets te lijden om wille van de gerechtigheid, gelukkig zijt gij dan! Maakt u echter niet bevreesd voor hen, en laat u niet verontrusten; maar heiligt in uw hart Christus de Heer.
Evangelie
Mt. 5, 20-24
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: Als uw gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en farizeën, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan! Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult niet doodslaan"; en wie doodslag begaat, is strafbaar voor het gerecht. Maar Ik zeg u: ieder die toornig wordt op zijn broeder, is strafbaar voor het gerecht; en wie tot zijn broeder zegt: Gij dwaas, hij is strafbaar voor de hoge raad; en wie zegt: Gij goddeloze, hij is strafbaar met het vuur van de hel. Als gij dus uw offergave naar het altaar brengt, en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw offergave daar bij het altaar achter, en ga u eerst met uw broeder verzoenen; en kom dan terug om uw gave te offeren.
Overweging
Waarom is de gerechtigheid van de farizeeën niet groot genoeg om het rijk der hemelen te mogen binnengaan? Waarom eist Christus meer van Zijn leerlingen? De woorden van het Evangelie van deze zondag klinken hard. Zij zijn gericht tegen de schriftgeleerden en farizeeën, maar zij zijn ook toepasbaar op ons eigen leven. Onze Heer stelt hoge eisen waaraan wij moeten voldoen als wij de hemel willen binnengaan. De geboden van het Oude Testament worden niet alleen behouden, maar zelfs verscherpt. Niet alleen hij die iemand vermoordt is strafbaar met het vuur van de hel, maar zelfs hij die toornig wordt en zijn medemens dwaas noemt. Christus geeft aan gerechtigheid en naastenliefde de ware, oorspronkelijke, betekenis terug.
De rechtvaardigheid en de vroomheid van de schriftgeleerden en farizeeën waren vals, omdat zij uit een verkeerd motief voortkwamen. Het was meer eigenliefde dan liefde tot God. Zeker, zij beoefenden verschillende deugden en zij zochten de volmaaktheid, maar zij deden het niet voor God. Zij hoopten eer voor zichzelf te ontvangen en niet voor God, Die de bron van alle goedheid is. Ook hun gerechtigheid was vals, want deze was slechts schijn. De nauwkeurige vervulling van alle voorschriften en regels was er alleen om gezien te worden. Zij wilden beschouwd worden als voorbeeld voor anderen. En precies dat zochten zij: hun eigen eer, en niet de glorie van God. Daarom werden zij zo hard door Christus beoordeeld. Zij deden alle uitwendige oefeningen van het geloof uit liefde tot zichzelf en niet uit liefde tot God. Een dergelijke oppervlakkigheid schept de mentaliteit die altijd vraagt: ben ik verplicht dit of dat te doen? En hoe zwaar weegt deze verplichting? Met andere woorden: hoe ver kan ik nog gaan in mijn zelfzucht en toch niet de wet overtreden? Deze mentaliteit plaatst niet de liefde in het middelpunt van het leven, van alles wat de mensen doen, maar – integendeel – zij wil een grens stellen aan deze liefde, die naar Jezus’ gebod en uit haar aard geen beperkingen verdraagt.
Van de leerlingen van Christus wordt meer verlangd. Niet alleen onze daden moeten met de wet van het Evangelie overeenstemmen, maar ook de gedachten en de houding van onze ziel. Zo wordt de wet niet afgeschaft, maar tot vervulling gebracht. Het is niet genoeg uiterlijk ons geloof te tonen, maar het innerlijk leven moet door de liefde tot God bezield worden. En de ware liefde verdraagt niet alleen geen misdaad, zij eist van ons dat wij zelfs de eerste bewegingen van de toorn trachten te bedwingen. Zij moet het motief zijn dat geheel ons leven beweegt. Geestelijke hoogmoed verblindt vaak ons hart. Zo zijn velen van ons, christenen, van buiten vroom en rechtvaardig, van binnen ver van God verwijderd en op zichzelf gericht. In plaats van anderen tot God te brengen, worden wij voor hen soms een argument om buiten de Kerk te blijven.
De liefde maakt het verschil tussen de rechtvaardigheid van de farizeeën en die van de volgelingen van Christus. En deze liefde is nieuw. Zij mag zich niet uitsluitend beperken tot onze vrienden en degenen die ons het goede wensen; zij moet verder gaan en zich uitstrekken tot alle mensen, zelfs tot onze vijanden. Zij moet niet alleen onze uiterlijke daden beheersen, maar ook ons innerlijk leven doordringen. Deze eisen van onze Heer zijn niet slechts een optie, ze zijn niet vrijblijvend. De ware liefde is de voorwaarde van ons toekomstig geluk.
18 juni 2024
18 juni: Heilige Ephrem, de Syriër, diaken, belijder en kerkleraar
Ephrem werd rond 306 geboren in plaats Nisibis. Voor het jaar 338 moet hij de diakenwijding ontvangen hebben. Toen deze stad in 363 werd veroverd door de Syriërs week hij uit naar Edessa dat nog juist tot het Romeinse Rijk behoorde. Daar opende hij een theologische school.
Hij schreef een vloed aan vooral moralistische en mystieke werken.
Tijdens een hongersnood in 372 wist hij de rijken ertoe te bewegen hun voorraadschuren te openen voor armen.
Paus Benedictus XV riep hem in 1920 uit tot Kerkleraar. Op basis van de talrijke theologische tractaten en liederen die alle in metrische vorm zijn geschreven, draagt hij als bijnaam 'citer (of harp) van de Heilige Geest'.
17 juni 2024
Het kruis van Christus is het heil van alle mensen
Jezus Christus is nedergedaald ter helle. |
Onze Heer werd door de dood vertreden, maar Hij baande een weg over de dood heen. Hij onderwierp Zich aan de dood en onderging haar vrijwillig om de dood, tegen haar wil in, ten val te brengen. Want onze Heer droeg Zijn kruis toen Hij de stad uittrok, zoals de dood het wilde, en toen Hij een kreet slaakte op het kruis, liet Hij de doden wegtrekken uit het dodenrijk, tegen de wil van de dood in. Want met het wapen waarmee de dood Hem doodde, behaalde Hij ook de overwinning op de dood. De godheid was verborgen in de mensheid en daarom naderde de dood Hem. Zij doodde en werd gedood. De dood doodde het leven dat in de menselijke natuur aanwezig was en werd gedood door het leven dat zich buiten die natuur bevond. En omdat de dood onze Heer niet zou kunnen verteren wanneer Hij geen lichaam had, en omdat het dodenrijk Hem niet zou kunnen verslinden wanneer Hij niet van vlees en bloed was, kwam Hij tot de Maagd, opdat vandaar een voertuig Hem naar het dodenrijk zou brengen.
Met het lichaam dat Hij van de Maagd had ontvangen, trad Hij het dodenrijk binnen en Hij plunderde daar de schatten en roofde de rijkdommen. En vervolgens ging Hij naar Eva, de moeder van al wat leeft. Zij is de wijnstok, waarvan de dood, door haar toedoen, de omheining openbrak om haar vruchten te kunnen proeven. En Eva, de moeder van al wat leeft, is de bron van de dood geworden voor al wat leeft.
Maar Maria, de nieuwe loot, ontsproot uit Eva, de oude wijnstok, en het nieuwe leven nam in haar zijn intrek. Want, wanneer de dood zou komen om gewoontegetrouw zich zelfverzekerd goed te doen aan de sterfelijke vruchten, was daarin voor haar het leven verborgen dat de dood doodt. Zo zou de dood eerst onbevreesd het leven verslinden, maar het daarna weer uitspuwen en tegelijkertijd mét het leven ook de vele doden.
Dit is de zoon van de kundige timmerman die zijn kruis vervaardigde en het boven het allesverslindende dodenrijk plaatste en zo de mensheid naar de overkant leidde, naar het rijk van het leven. Omdat door het hout de mensheid is gevallen tot in het dodenrijk, is zij over het kruishout naar het rijk van het leven gegaan. Op het hout waarop de bitterheid was geënt, werd de zoetheid geënt, opdat wij Hem zouden leren kennen tegen Wie geen van de schepselen is opgewassen.
U zij lof, omdat Gij Uw kruis hebt gemaakt tot een brug die over de dood heen voert, zodat de zielen uit het land van de doden overgaan naar het land van de levenden. U zij lof, omdat Gij U hebt gekleed in het lichaam van de sterfelijke Adam en het gemaakt hebt tot een bron van leven voor alle stervelingen. Gij zijt de levende. Want zij die U gedood hebben, zijn landbouwers geworden die Uw leven als graan in de diepte van de aarde hebben gezaaid, opdat het zou verrijzen en velen zou doen verrijzen.
Komt, laten wij onze liefde maken tot een groot gemeenschappelijk wierookvat en laten onze psalmen en onze gebeden als wierook opstijgen naar Hem Die Zijn kruis gemaakt heeft tot een wierookvat voor de godheid en Die voor ons allen Zijn Bloed als wierook heeft laten opstijgen.
Uit een preek van de heilige diaken en kerkleraar Ephrem, de Syriër (+ 373)
Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?
De prikkel van de dood is de zonde; maar God zij dank,
Die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer.
(1 Kor. 15, 55-56)
16 juni 2024
Vierde zondag na Pinksteren
De wonderbare visvangst |
Epistel
Rom. 8, 18-23
Broeders, ik ben van mening dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid, die in ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen ziet de schepping uit naar de verheerlijking van de kinderen Gods. De schepping immers is onderworpen aan de verwording, niet uit eigen wil, maar door de wil van Hem, Die haar onderworpen heeft - en wel vol hoop; want ook de schepping zelf zal bevrijd worden van die dienstbaarheid aan het bederf, om te komen tot de kinderen Gods. Wij weten immers, dat heel de schepping zucht en in weeën ligt tot op deze dag. En zij niet alleen, maar ook wij zelf, die de Geest bezitten, als eerste vrucht, ook wij zuchten in ons binnenste, smachtend van verlangen naar onze aanneming tot kinderen Gods, naar de bevrijding namelijk van ons lichaam, in Christus Jezus, onze Heer.
Evangelie
Lc. 5, 1-11
In die tijd stond Jezus aan de oever van het meer van Genesareth, terwijl de menigte op Hem aandrong, om naar het woord Gods te luisteren. En Hij zag daar twee scheepjes aan de oever liggen; de vissers waren er uit gegaan en spoelden hun netten. En Hij ging in één van de scheepjes, dat van Simon was, en verzocht hem een weinig van wal te steken. En nedergezeten begon Hij van uit het scheepje de menigte te onderrichten. Toen Hij nu ophield met spreken, zei Hij tot Simon: Steek nu wat verder van wal, en werp uw netten uit ter vangst! En Simon gaf Hem ten antwoord: Meester, de gehele nacht hebben wij gewerkt en niets gevangen; maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen! Zij deden dat, en vingen een grote menigte vissen, zodat hun net begon te scheuren. En zij wenkten hun metgezellen in het andere scheepje, om hen te komen helpen. En deze kwamen; en zij vulden beide scheepjes tot zinkend toe. Toen Simon Petrus dit zag, viel Hij voor Jezus' voeten neer en zei: Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens. Want hij en allen, die bij hem waren, stonden verbaasd over de visvangst, die zij gedaan hadden; evenzo ook Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die de gezellen van Simon waren. Maar Jezus sprak tot Simon: Wees niet bevreesd; van nu af zult gij mensen vangen! Toen brachten zij de scheepjes aan wal, verlieten alles, en volgden Hem.
Overweging
Met de wonderbare visvangst uit het Evangelie van deze zondag trof Jezus Petrus in het hart: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens”. Maar Jezus zei tot hem: “Wees niet bevreesd; van nu af zult gij mensen vangen.” Toen brachten zij de boten aan wal, verlieten alles en volgden Hem. (Lc. 5, 10-11). Hiermee nam de stichting van de Kerk een aanvang. In dit schamel begin zag de Heer alles wat komen zou. Deze enkele mannen, ongeletterd en onbemiddeld, zonder eigen ideeën en zonder kennis van de wereld, zouden Zijn werk vestigen dat de eeuwen en de landen moest vervullen. En Petrus, een eenvoudige visser, werd het fundament dat de Wereldkerk zou dragen. Onze Heer wist dit, maar op dat ogenblik was er niets dat menselijkerwijze zulk een verwachting kon rechtvaardigen. Niets was er dan de lichte aanduiding van iets hogers, vervat in de edelmoedigheid waarmee zij alles verlieten. Zij vroegen niets meer, maar lieten alles achter.
Aan het begin van hun apostolisch leven stond dus een daad van grote edelmoedigheid: zich losrukken van dierbare en schijnbaar noodzakelijke dingen om zich toe te wijden aan de persoon van Christus. Wat een offer! Wie alles verlaat wat hij heeft brengt een groot offer, ook al bezit hij weinig. Elke christen, iedereen van ons, naar de mate van zijn roeping en genade, moet zich het woord van Jezus herinneren als ook tot hem gesproken: Gij zult mensen vangen. De plicht van het apostolaat heeft Christus aan Zijn Kerk als geheel opgelegd. Hij geldt op de eerste plaats voor de bisschoppen en de priesters. Maar alle leden van de Kerk zijn, ieder op zijn eigen wijze, geroepen tot zielenijver en min of meer tot onmiddellijke deelname aan het apostolaat. Op een bepaalde manier moeten wij allen mensenvissers worden. Ieder mens is een missionaris. Het geloof dat wij eens hebben ontvangen moet ook aan anderen gebracht worden. Misschien geldt dat nog meer in de huidige wereld, waar zo veel mensen naast ons leven zonder God te kennen. En het gaat er niet om in de straten te lopen en over God te vertellen -- al zou dat misschien best kunnen helpen -- maar het gaat vooral over de duidelijkheid van ons eigen geloof. Deze duidelijkheid is niets anders dan het gaan staan achter alles wat de Kerk ons leert en dat alles ook daadwerkelijk te beleven. Dus het is niets anders dan het geloof ernstig nemen in het leven.
Vele mensen zeggen tegenwoordig: "Ik ben katholiek opgevoed, maar..." of: "Ik ben gedoopt, maar ik heb niets meer met de Kerk te maken." Uiteindelijk laten velen zich uit de Kerk uitschrijven, alsof zij slechts een institutie of stichting is. Zulke mensen hebben niet alleen hun eigen roeping tot Gods kindschap niet verstaan, maar evenmin hun betekenis voor de uitbreiding van de Kerk in de wereld. Wij zijn ooit lid geworden van het mystieke Lichaam van Christus, en wij zijn allen verantwoordelijk voor de groei van dit Lichaam. Hoe moeten wij dat doen? Wat vraagt Christus van ons als Hij zegt: gij zult mensen vangen? Dan vraagt Hij van ons om gebed en om het voorbeeld van een echt diep christelijk leven. De Kerk heeft in haar apostolaat ons gebed nodig. Wij moeten niet alleen bidden om zelf het geloof te bewaren, maar ook voor hen die Christus nog niet hebben ontvangen. En het maakt niet uit of deze mensen het geloof hebben verloren of dat zij daarover helemaal nooit iets hebben gehoord. Dit gebed heeft de missionaris in verre landen nodig, maar ook elke priester die in onze parochies werkt. Wij moeten onophoudelijk en vurig bidden, ook als het moeilijk is en wij soms geen vruchten van ons gebed kunnen zien. Vergeten wij niet dat Gods wegen niet die van de mensen zijn, en dat God wonderen kan bewerken op een meest onverwacht moment. De apostelen in het Evangelie van vandaag konden de hele nacht niets vangen, maar op een woord van Christus raakten de netten vol.
En ons eigen voorbeeld. Wij moeten aan andere mensen laten zien dat het geloof ons leven verandert. Dat wij denken en spreken en leven volgens dat wat wij geloven. Onze woorden over God kunnen veel leren, maar wat trekt is het voorbeeld. Voorbeeld van een integraal geloof dat in mijn eigen leven bepaalt wat ik denk, zeg en doe, maar dat ook invloed heeft op de omgeving waarin ik leef. Daarom als wij ons echte christenen willen noemen, moeten wij daadwerkelijk gaan staan achter alles wat God ons door Zijn Kerk leert. Niemand mag voor zichzelf uitkiezen wat hij of zij wil geloven of aanvaarden. En niemand mag, als katholiek, zijn geloof scheiden van zijn maatschappelijk leven. Wij moeten duidelijk zijn overal waar wij zijn. Dat is ook een akte van naastenliefde om de anderen niet in verwarring te brengen. Te veel mensen blijven ver van de Kerk op grond van het slechte voorbeeld van ons, christenen.
13 juni 2024
Sint-Nicolaasacademie op zaterdag 15 juni 2024 om 13.00 uur
Pieter-Jan van Giersbergen MA is junior-conservator van Museum Ons' Lieve Heer op Solder te Amsterdam. Op zaterdag 15 juni verzorgt hij de laatste lezing in de voorjaarsreeks 'Aan de vruchten herkent men de boom'.
Hij zal vertellen over de Amsterdamse katholieke schuilkerken en de uitdagingen bij het beheer van dit erfgoed. Heeft het religieuze ergoed dat onze voorouders hebben verzameld nog betekenis voor een breed publiek? De toegangsprijs voor de lezing bedraagt € 7,50.
Zie: De website van de academie.
10 juni 2024
10 juni: Heilige Margarita, koningin van Schotland, weduwe
Margareta was de dochter van de Engelse koning Edward Atheling en de Hongaarse prinses Agatha. Zij werd in 1046 in Hongarije geboren, doordat haar ouders door de Noormannen verdreven waren. Onder haar grootvader, de latere heilige koning Edward de Belijder, verhuisde de koninklijke familie weer naar Engeland. Daar leefde ze in betrekkelijke rust tot 1066, toen Edward de Slag bij Hastings verloor. Toen moest de koninklijke familie weer vluchten.
Nu belandde Margareta in Schotland, en maakte daar kennis met de rauwe vorst, Malcolm III. Deze raakte volkomen vertederd van de jonge prinses. We horen van dat moment niets meer over de vrouw met wie hij tot dat moment getrouwd was. Margareta nam volledig bezit van zijn leven: "Hij kwam steeds prompt tegemoet aan al haar wensen en verstandige adviezen; wat haar niet aanstond, stond hem niet aan; waar zij van hield, daar hield hij ook van, puur uit liefde voor haar." Aldus haar biechtvader Prior Turgot van Durham. Vanaf dat ogenblik was het dus uit met het platbranden van kerken en kloosters, daar was Malcolm namelijk mee bezig op het moment dat hij zijn jonge bruid leerde kennen. Zij was het liefste een klooster ingegaan, maar nu ze eenmaal op deze plek zat, zorgde ze ervoor dat er nieuwe kerken werden gebouwd, kloosters gesticht en scholen opgericht. Zij was een royaal weldoenster voor de armen. En zij droeg persoonlijk zorg voor de christelijke opvoeding van haar kinderen, daarin bijgestaan door haar geestelijke leidsmannen, de reeds genoemde Turgot en Lanfranc, aartsbisschop van Canterbury.
Tot haar belangrijkste stichting behoort het klooster van Dunfermline, de plaats waar zij als vluchteling landde en waar Malcolm toen juist de kerk had verwoest. Voor zichzelf richtte zij in haar koninklijk verblijf een soort kloostercel in. Deze is bij opgravingswerkzaamheden teruggevonden. Daar moet zij vol overgave geschreven hebben aan haar persoonlijke Evangelieboek; het wordt tot op de dag van vandaag bewaard in de Bodleian-bibliotheek te Oxford.
Zij stierf op het moment dat een van haar zoons, Edgar, haar het verschrikkelijke nieuws kwam melden dat haar man en haar oudste zoon waren omgekomen in een van de vele slagen die zij te leveren hadden.
Haar reliekschrijn werd opgesteld in 'haar' kloosterkerk te Dunfermline. Er begonnen wonderen te geschieden; men zag een licht dwalen rond haar grafmonument; soms waren het vonken. Men meende dat de heilige op deze manier te kennen gaf dat ze graag als heilige vereerd wilde worden. Paus Innocentius IV verklaarde haar in 1251 heilig. Haar schrijn werd voorwerp van grote verering.
Tijdens de Reformatie (halverwege de 16e eeuw) wist de laatste abt van Dunfermline haar stoffelijke resten in veiligheid te brengen. Ze werden naar Frankrijk gesmokkeld, maar daar gingen ze verloren tijdens de Franse Revolutie (1789-1792).
De plaats waar Margareta in Schotland aan land kwam, staat nog steeds bekend als St-Margaret's Hope. Lange tijd bezat het kasteel van Edinborough een St- Margaret's Tower en -Gate. Aan de voet van de rots is er nog steeds een bron naar haar genoemd. Volgens de overlevering zou zij die hebben doen ontspringen bij haar aankomst in Schotland.
Zij is patrones van Schotland. Zij wordt afgebeeld in koninklijke kledij, vaak met een kroon aan haar voeten; soms ook in kloosterkleding met armen en zieken om zich heen. In Londen is er een (neo-)gotische Margaretakerk, gelegen vlak achter de parlementsgebouwen.
9 juni 2024
Junimaand - Heilig-Hartmaand: Cor arca legem
Latijn Cor, arca legem continens Non servitutis veteris, Sed gratiae, sed veniae, Sed et misericordiae. Cor, Sanctuarium novi Intemeratum foederis, Templum vetusto sanctius, Velumque scisso utilius. Te vulneratum caritas Ictu patenti voluit; Amoris invisibilis Ut veneremur vulnera. Hoc sub amoris symbolo Passus cruenta, et mystica, Utrumque sacrificium Christus Sacerdos obtulit. Iesu, tibi sit gloria, Qui corde fundis gratiam, Cum Patre et almo Spiritu, In sempiterna saecula. Amen. | Nederlands O Hart, Gij ark die de Wet bevat, niet van de oude dienstbaarheid, maar van genade, toegeeflijkheid, en van barmhartigheid. O Hart, Gij vlekkeloos heiligdom van het nieuwe verbond, Gij tempel, heiliger dan de oude, en sluier, gunstiger dan die van weleer. Liefde wilde dat U gewond raakte; door de speerstoot geopend, opdat we de wonden van een onzichtbare liefde zouden vereren. Onder dit symbool van liefde, na bloedige en mystieke kwellingen te hebben ondergaan, die geofferd werden door Christus, de Priester. O Jezus, aan U zij de heerlijkheid, die genade uitstort van Uw hart, met de Vader en de liefdevolle Geest tot in de eeuwigheid. Amen. |
Derde zondag na Pinksteren
De barmhartige Christus door Juan Martinez Montanes (1603) |
Epistel
Petr. 5, 6-11
Veelgeliefden, buigt u nederig onder de machtige hand van God; dan zal Hij u verheffen op de dag van de bezoeking. Werpt al uw bezorgdheid op Hem; want Hij draagt zorg voor u. Weest op uw hoede, en blijft waakzaam; want uw vijand, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, en zoekt, wie hij kan verslinden; weerstaat hem door de kracht van uw geloof, en bedenkt, dat uw christenbroeders over de gehele wereld hetzelfde lijden treft. Maar de God van alle genade, die ons heeft geroepen tot Zijn eeuwige glorie in Christus Jezus, Hij zal ons na een weinig lijden tot volmaaktheid brengen, ons versterken en bevestigen. Aan Hem de glorie en de opperheerschappij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Evangelie
Lc. 15, 1-10
In die tijd kwamen de tollenaars en de zondaars tot Jezus, om naar Hem te luisteren. Maar de farizeën en schriftgeleerden morden en zeiden: Deze man ontvangt zondaars en eet met hen! Doch Hij hield hun de volgende gelijkenis voor: Wie van u, die honderd schapen heeft, en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de woestijn achter, om het verlorene te zoeken, tot hij het vindt? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders, en thuisgekomen roept hij vrienden en buren bijeen en zegt hun: Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap teruggevonden, dat verloren was! Ik zeg u: zó zal er meer vreugde zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben! Of welke vrouw, die tien drachmen bezit, en er één drachme van verliest, zal niet de lamp aansteken, en het huis uitvegen, en zorgvuldig zoeken, tot zij ze vindt? En als zij ze gevonden heeft, roept zij vriendinnen en buren bijeen en zegt: Verheugt u met mij; want ik heb de drachme teruggevonden, die ik verloren had! Zó - zeg Ik u - zal er vreugde zijn bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert!
Overweging
In het epistel van vandaag spoort Sint Petrus ons aan tot geduld en tot vertrouwen. “Vernedert u dus onder Gods machtige Hand”, zegt hij, “opdat Hij u te Zijner tijd moge verheffen.” Verheven zullen wij worden in Jezus Christus, dus werpen wij al onze bekommernis op Hem, want Hij draagt zorg voor ons. Zien wij toch naar Christus en dragen wij aan Hem alles op, en zijn wij geduldig bij het dragen van ons eigen kruis.
Het lijden is, net zoals een bekoring, een gelegenheid tot overwinning of tot nederlaag. Een reden te meer om in gebed en in de eenzaamheid met God de kracht te zoeken tot aanvaarding van hetgeen waaraan wij toch niet kunnen ontsnappen: het lijden in ons aardse bestaan. Niet het lijden kunnen wij weghalen, maar de manier waarop wij daarmee omgaan. Wij kunnen het lijden vruchtbaar maken doordat wij daarin een gemeenschap met Jezus zoeken, doordat wij het lijden dragen in liefde, uit dankbaarheid voor onze verlossing. Wij kunnen deze vruchtbare realiteit ook afwijzen en bitterheid over ons aardse bestaan opwekken. Deze laatste keuze geeft geen toegang tot Gods levengevende gemeenschap, het eeuwig leven, maar verlokt de mens tot compensatie van het lijden door allerlei plezierzucht, en maakt hem blind voor het hogere doel van het menselijk leven. Dat doel is om reeds tijdens het aardse leven de gemeenschap met God te zoeken en om dit huidige leven te heiligen met de genade die God geeft door het leven in de Kerk, het Lichaam van Christus. Dit lichaam opent voor ons een oneindige geestelijke rijkdom en werkelijkheid.
Want verenigd in het mystieke lichaam brengen wij een gezamenlijk offer, dat allen ten goede komt. Ons lijden, geheiligd door de verheven vriendschap met Christus, helpt om hen te heiligen, die nog niet geloven, en om hen die in het lijden geen zin zien tot Christus en tot God te voeren. Op deze wijze wordt al het lijden dat ons ongevraagd overkomt een uitmuntend apostolaat. Dit is de wonderbare uitwerking van onze eenheid met Christus Die Zelf voor alle tijden en voor alle mensen heeft geleden. Hij vraagt van ons dat wij ons lijden met geduld en met liefde dragen, want de vrucht van het lijden is de verlossing.
8 juni 2024
Junimaand - Heilig-Hartmaand: De wereldzee verheft haar woeste baren
De wereldzee verheft haar woeste baren,
de storm breekt los op 't uitgestrekte meer.
En wij, verschrikt door alle die gevaren,
wij vallen hier voor Uwe voeten neer.
Refrein
O God van vrede,
reik ons Uw hand,
aanhoor onze gebeden
voor Kerk en vaderland.
Uw Heilig Hart verschijnt in 't diepe duister.
Het geeft ons troost, en lenigt onze smart.
't Verschijnt, omstraald van glorie en van luister,
al onze hoop is in Uw Heilig Hart.
Ja, christ'nen, hoop in 't midden der gevaren,
hoopt en betrouwt in deze duis'tre nacht.
Rond 't Heilig Hart, daar zullen wij ons scharen,
het Heilig Hart dat geeft ons moed en kracht.
O Heilig Hart, zo minnend en zo machtig,
bescherm Uw Kerk, in 't dringende gevaar.
O Heilig Hart, wees Uw beloft' indachtig,
de poort der hel vermag niets tegen haar.
7 juni 2024
Junimaand - Heilig-Hartmaand: Oefening van eerherstel aan het Allerheiligste Hart van Jezus
Allerzoetste Jezus, Uw onmetelijke liefde tot de mensen wordt met zo grote onverschilligheid, onachtzaamheid en minachting op de meest ondankbare wijze beantwoord.
Zie ons neergeknield voor Uw altaar; wij willen de zondige nalatigheid van de mensen en de smaad, die Uw allerbeminnelijkst Hart overal wordt aangedaan, naar best vermogen herstellen door een bijzondere eerbetuiging.
Wij zijn echter indachtig, dat ook wij ons aan zulk een onwaardige bejegening wel eens hebben schuldig gemaakt. Wij gevoelen daarover het diepste berouw en roepen Uw barmhartigheid af op de eerste plaats over onzelf. Wij willen door vrijwillige boete niet alleen onze eigen slechte daden goedmaken, maar ook de slechte daden van hen, die ver zijn afgedwaald van de weg ter zaligheid, - die volharden in hun ontrouw en weigeren, U als Herder en Leidsman te volgen, - of die hun doopbeloften met voeten treden en het zoete juk van Uw geboden hebben afgeworpen. Wij willen eerherstel geven voor deze betreurenswaardige misdrijven, zowel voor alle gezamenlijk als voor de misdaden van ieder van ons in het bijzonder: voor de tuchteloosheid en schandelijkheid van leven en levensopvatting; voor zoveel arglistigheid, waarmee men de zielen van onschuldigen belaagt; voor het schenden der feestdagen; voor de verfoeilijke verwensingen tegen U en Uw heiligen; voor het belasteren van Uw plaatsbekleder op aarde en van de priesterlijke stand; voor de onverschilligheid en de afschuwelijke heiligschennissen ten opzichte van het sacrament van de goddelijke liefde en eindelijk voor de openbare misdrijven van de volken, die zich verzetten tegen de rechten en het leergezag van de Kerk, die Gij hebt gesticht.
Konden wij met ons bloed al deze misdrijven uitwissen! Intussen bieden wij U, tot eerherstel van de geschonden goddelijke eer, de voldoening aan, die Gij eens op het kruis aan de Vader hebt gebracht en die Gij op onze altaren dagelijks blijft hernieuwen. Wij verenigen ons daarbij met de voldoeningen van de Moedermaagd, van alle heiligen en van alle vrome christenen. Wij beloven U van harte, eerherstel te geven zowel voor onze eigen vroegere zonden als voor die van anderen, en voor de onverschilligheid ten opzichte van Uw overgrote liefde. Dat zullen wij doen, voorzover het ons met de hulp van Uw genade mogelijk is, door een vast geloof, door een reine levenswandel, door nauwgezette naleving van de voorschriften van het evangelie, vooral van het gebod van de liefde. Ook zullen wij de beledigingen, die men U nog zal willen aandoen, naar best vermogen verhinderen en zo vele mensen als ons mogelijk is tot Uw dienst brengen.
Allergenadigste Jezus, wij smeken U, aanvaard de hulde van onze vrijwillige voldoening door de voorspraak van de heilige maagd Maria, die U het meeste eerherstel bracht. Schenk ons de grote genade van de eindvolharding, zodat wij U tot onze dood volkomen getrouw blijven dienen. En geef, dat wij tenslotte mogen bereiken het vaderland, waar Gij als God met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Paus Pius XI
Heilig Hart van Jezus, hoogfeest
Litanie van het Heilig Hart van Jezus
Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons, Christus, aanhoor ons. Christus, verhoor ons.
God, hemelse Vader, ontferm U over ons.
God Zoon, Verlosser van de wereld, ontferm U over ons.
God, Heilige Geest, ontferm U over ons.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, de Zoon van de eeuwige Vader, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, door de Heilige Geest in de schoot van de Moedermaagd gevormd, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, wezenlijk verenigd met het Woord van God, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, oneindige majesteit, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, heilige tempel van God, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, woontent van de Allerhoogste, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, huis van God en poort van de hemel, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, gloeiende oven van liefde, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, schatkamer van gerechtigheid en van liefde, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, vol goedheid en liefde, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, peilloze diepte van alle deugden, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, alle lofprijzingen overwaardig, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, Koning en middelpunt van alle harten, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, waarin alle schatten zijn van wijsheid en van wetenschap, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, waarin de Godheid in alle volheid woont, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, waarin de Vader Zijn welbehagen heeft gesteld, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, dat ons allen deelgenoot hebt gemaakt van Uw oneindige rijkdom, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, verlangen van de eeuwige heuvelen, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, geduldig en groot in barmhartigheid, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, mild voor allen, die U aanroepen, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, bron van leven en van heiligheid, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, verzoening voor onze zonden, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, van versmadingen verzadigd, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, om onze misdaden gebroken, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, gehoorzaam geworden tot de dood, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, met een lans doorstoken, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, bron van alle troost, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, ons leven en onze verrijzenis, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, onze vrede en onze verzoening, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, slachtoffer voor de zondaars, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, heil van hen, die op U hopen, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, hoop van ben, die in U sterven, ontferm U over ons.
Hart van Jezus, hoogste Vreugde van alle heiligen, ontferm U over ons.
Lam Gods, Dat de zonden van de wereld wegneemt, spaar ons, Heer.
Lam Gods, Dat de zonden van de wereld wegneemt, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, Dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons.
Jezus, zachtmoedig en nederig van Hart, maak ons hart gelijkvormig aan Uw Hart.
Laat ons bidden. Almachtige, eeuwige God, sla Uw blikken op het Hart van Uw zeer beminde Zoon en op de lofprijzingen en voldoeningen, die Hij U heeft gebracht in naam van de zondaars. Laat U verzoenen en schenk vergiffenis aan hen, die Uw barmhartigheid afsmeken, in de Naam van dezelfde Jezus Christus, Uw Zoon, Die als God met U leeft en heerst in de eenheid met de Heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
2 juni 2024
Lof en eer zij Jezus Christus in het heilig Sacrament
Refrein
Lof en eer zij Jezus Christus
in het heilig Sacrament.
Lof en eer zij Jezus Christus
in het heilig Sacrament.
Jezus wil door een mirakel
met ons wonen dag en nacht.
Door Zijn liefd' in 't tabernakel
tot gevangenschap gebracht.
Alle stonden, ons ten spijze,
daalt Hij in der priestren hand,
telkens op onbloed'ge wijze,
's werelds heilig Offerand.
Jezus, trouwste Vriend der vrienden,
nodigt allen: Komt tot Mij!
Komt, gij zult verkwikking vinden,
wat uw smart en leed ook zij.
'k Wil, o Jezus, steeds U geven
hier op aarde liefd' en lof.
Moog ik eeuwig, heilvol leven
bij Uw troon in 't hemels hof.
Tweede zondag na Pinksteren
Epistel
1 Joh. 3, 13-18
Veelgeliefden, wilt u niet verwonderen, als de wereld u haat. Wij weten, dat wij zijn overgebracht van de dood naar het leven, daar wij immers onze broeders beminnen. Wie geen liefde heeft, blijft nog in de dood. Ieder, die zijn broeder haat, is een moordenaar. En gij weet, dat geen moordenaar eeuwig leven in zich draagt. Hieraan hebben wij de liefde van God leren kennen, dat Hij Zijn leven voor ons gegeven heeft; ook wij moeten ons leven geven voor onze broeders. Wie de goederen dezer wereld bezit, en zijn broeder gebrek ziet lijden en niettemin zijn hart voor hem sluit, hoe zou in hem de liefde Gods aanwezig zijn? Mijn kinderkens, laat ons niet beminnen met woorden of met de tong, maar metterdaad en in waarheid.
Evangelie
Lc. 14, 16-24
In die tijd hield Jezus de farizeeën deze gelijkenis voor: Een zeker iemand richtte een groot gastmaal aan, en nodigde er velen uit. En tegen het uur van de maaltijd zond hij zijn dienaar, om aan de genodigden te zeggen, dat zij zouden komen, omdat alles gereed was. Maar eenparig begonnen allen zich te verontschuldigen. De eerste zei hem: Ik heb een landgoed gekocht, en ik moet het noodzakelijk gaan bezichtigen; wees zo goed mij te verontschuldigen. En een ander zei: Ik heb vijf koppel ossen gekocht, en ik ga ze keuren; wees zo goed mij te verontschuldigen. En weer een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd, en daarom kan ik niet komen. De dienaar kwam dan terug, en deelde dit mede aan zijn heer. Toen werd de heer des huizes vertoornd, en hij zei tot zijn dienaar: Ga onmiddellijk naar de pleinen en straten der stad, en breng de armen en gebrekkigen, en de blinden en kreupelen hier binnen. En de dienaar zei: Heer, het is geschied, zoals gij bevolen hebt, en nog is er plaats. Toen sprak de heer tot zijn dienaar: Ga naar de wegen en binnenpaden, en dwing hen binnen te komen; want mijn huis moet vol worden. Maar dit zeg ik u: niemand van deze mannen, die genodigd waren, zal van mijn gastmaal proeven.
Overweging
Het Evangelie van deze zondag gaat over de gelijkenis van de onwillige bruiloftsgasten. De bruiloft is een beeld van de eeuwige zaligheid in de hemelse aanschouwing; de gasten zijn een beeld van hen die deel zouden kunnen hebben aan deze zaligheid, dat zijn dus de mensen, onder wie de joden en wij, uit de oude heidense volkeren.
In de gelijkenis sluiten de eerstgenodigden zichzelf uit. Zij willen de uitnodiging niet aannemen en daarom wordt de uitnodiging opnieuw gedaan maar nu aan iedereen die de dienaars des heren tegemoetkomen. En zo zijn ook wij de hemelse uitnodiging deelachtig geworden.
Maar wij kunnen ook een meer algemene betekenis in de woorden van Jezus ontdekken. God komt tot de mens met Zijn uitnodiging en de mens heeft het in zijn vermogen deze te aanvaarden of af te slaan. God stelt ons voor de keuze. Hij nodigt ons liefdevol uit. Hij dringt zachtjes aan, maar Hij dwingt ons niet, want met Hem te zijn is een relatie van liefdevolle overgave en niet van dwang.
In de gelijkenis zijn het de gasten die zichzelf uitsluiten van de heerlijkheid van de bruiloft. En zo is het altijd. Het is de mens zelf die zich door zijn eigen boze wil berooft van het goddelijke goed. En pas daarna treft hem de veroordeling van God, want God heeft Zijn Zoon in de wereld gezonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft en de goddelijke uitnodiging aanvaardt, wordt niet geoordeeld maar gered. Wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet gelooft in de Naam van Gods eniggeboren Zoon.
1 juni 2024
Van de pastoor: De devotie tot het Heilig Hart helpt ons om nederig te blijven vertrouwen op Gods oneindige barmhartigheid en op Zijn bijstand in dit aardse leven
Beminde gelovigen,
De zomer staat weer voor de deur. Het lijkt alsof de tijd, uren, dagen en jaren aan ons voorbij vliegen. Dat is ook zo: de tijd en ons leven hier op aarde zijn van voorbijgaande aard. Daarom moeten wij er regelmatig over nadenken hoe wij door het leven gaan, waarvoor wij onze tijd gebruiken en welke doelen wij nastreven. Zijn dat alleen de zichtbare doelen of hebben wij ook het oog gericht op de eeuwige goederen? Laten wij niet vergeten dat onze levenswijze hier op aarde onze eeuwigheid bepaalt.
Laten wij de tijd die ons gegeven wordt dus goed gebruiken om onze eeuwige bestemming te kunnen bereiken. De maand juni is in het bijzonder toegewijd aan het Heilig Hart van Jezus. De devotie tot het Heilig Hart helpt ons om nederig te blijven vertrouwen op Gods oneindige barmhartigheid en op Zijn bijstand gedurende dit aardse leven.
Ik wil u vragen om uw devotie tot het Heilig Hart op te dragen voor onze priesterbroederschap, omdat zij in de maand juli gedurende drie weken haar generaal kapittel zal houden. Bidt dat wij goede en nederige priesters mogen blijven, en dat het werk van de broederschap tot eer en glorie van God mag blijven groeien. Tijdens het generaal kapittel zullen de oversten binnen de broederschap worden gekozen of herkozen, en de regenten van de seminaries en de districtsoversten worden benoemd.
Het begin van de vakantietijd zullen wij gebruiken om op zondag 23 juni, na de Hoogmis, een gezellig zomerfeest te houden op het kerkplein, met een zomerse veiling van goederen, en een hapje en een drankje voor jong en oud.
Ik wens u een mooie zomerperiode toe.
Met mijn priesterlijke zegen,
Pater M. Kromann Knudsen FSSP, pastoor