Edith Stein werd geboren in een orthodox-joodse familie in de Duitse stad Breslau (het huidige Wroclaw in Polen) op 12 oktober 1891. Op dertienjarige leeftijd zwoer ze haar joodse geloof af en werd atheïst. Als student aan de Universiteit van Göttingen leerde ze de filosoof-wiskundige Edmund Husserl kennen, de grondlegger van de fenomenologie. Toen Husserl later naar de Universiteit van Freiburg vertrok, ging Edith op zijn verzoek mee als zijn assistent.
In Freiburg promoveerde Edith Stein tot doctor in de filosofie. Tijdens een vakantie bij vrienden in 1921 las ze de autobiografie van Teresia van Avila. Ze was daar zo van onder de indruk dat ze meteen katholiek wilde worden. Op 1 januari 1922 ontving Edith het sacrament van het Doopsel. Ze zegde haar universitaire baan bij Husserl op en werd onderwijzeres op een katholieke meisjesschool in Spiers.
In Spiers vertaalde Edith het geschrift De Veritate (‘Over de waarheid’) van de heilige kerkleraar Thomas van Aquino en verdiepte ze zich verder in de katholieke wijsbegeerte. In 1932 werd ze lector aan het Instituut voor Pedagogie in Münster. Toen een jaar later de nationaal-socialisten aan de macht kwamen, werd Edith vanwege de antisemitische wetten ontslagen.
Edith trad in 1934 in bij de karmelietessen in het Karmelklooster van Keulen. Bij haar professie kreeg ze de kloosternaam Teresia Benedicta a Cruce. Als slotzuster legde ze de laatste hand aan haar metafysisch werk Endliches und ewiges Sein, waarin ze tot een synthese van Thomas van Aquino en Husserl trachtte te komen.
Omdat de antisemitische terreur in Duitsland steeds erger werd, werd Edith in 1938 door haar overste overgeplaatst naar het karmelietessenklooster te Echt in Nederlands Limburg. Daar schreef ze haar belangrijkste werk: Kreuzeswissenschaft. Studie über Johannes a Cruce (‘De wetenschap van het kruis. Studie over Johannes van het Kruis’). Dit werk heeft veel bijgedragen tot de ontwikkeling van een moderne lijdensspiritualiteit.
Nadat de Nederlandse bisschoppen in een publieke verklaring het racisme van de nazi’s hadden veroordeeld, gaf Adolf Hitler op 26 juli 1942 het bevel om alle niet-arische katholieken te arresteren. Als gevolg hiervan werden Teresia Benedicta en haar katholiek geworden zus Rosa door de Gestapo uit het klooster van Echt gehaald. Bij de arrestatie zei ze tegen Rosa: "Kom, wij gaan voor ons volk." Via Westerbork worden de twee gezusters naar Auschwitz gedeporteerd. Enkele overlevenden getuigden tijdens haar zaligverklaringsproces dat zuster Teresia Benedicta andere gevangenen met grote compassie had bijgestaan. Op 9 augustus 1942 stierf Edith/Teresia samen met haar zuster Rosa in de gaskamer.
Paus Johannes Paulus II verklaarde Edith Stein zalig op 1 mei 1987 in Keulen. Op 11 oktober 1998 verklaarde hij haar in Rome heilig en verleende haar de waardigheid van martelares. Een jaar later gaf de heilige paus haar de titel Co-patrones van Europa. Op de liturgische kalender (Novus Ordo) staat haar gedachtenis op 9 augustus, haar sterfdag.