Stabat mater dolorosa juxta Crucem lacrimosa, dum pendebat Filius. Cuius animam gementem, contristatam et dolentem pertransivit gladius. O quam tristis et afflicta fuit illa benedicta, mater Unigeniti! Quæ mœrebat et dolebat, pia Mater, dum videbat nati pœnas inclyti. Quis est homo qui non fleret, matrem Christi si videret in tanto supplicio? Quis non posset contristari Christi Matrem contemplari dolentem cum Filio? Pro peccatis suæ gentis vidit Iesum in tormentis, et flagellis subditum. Vidit suum dulcem Natum moriendo desolatum, dum emisit spiritum. Eia, Mater, fons amoris me sentire vim doloris fac, ut tecum lugeam. Fac, ut ardeat cor meum in amando Christum Deum ut sibi complaceam. Sancta Mater, istud agas, crucifixi fige plagas cordi meo valide. Tui Nati vulnerati, tam dignati pro me pati, pœnas mecum divide. Fac me tecum pie flere, crucifixo condolere, donec ego vixero. Juxta Crucem tecum stare, et me tibi sociare in planctu desidero. Virgo virginum præclara, mihi iam non sis amara, fac me tecum plangere. Fac, ut portem Christi mortem, passionis fac consortem, et plagas recolere. Fac me plagis vulnerari, fac me Cruce inebriari, et cruore Filii. Flammis ne urar succensus, per te, Virgo, sim defensus in die iudicii. Christe, cum sit hinc exire, da per Matrem me venire ad palmam victoriæ. Quando corpus morietur, fac, ut animæ donetur paradisi gloria. Amen. |
Naast het kruis met schreiende ogen, stond de Moeder - diep bewogen, daar de Zoon te sterven hing. En haar door het zuchtend harte, overstelpt van wee en smarten, 't zevenvoudig slagzwaard ging. O hoe droef, hoe vol van rouwe, was die zegenrijkste Vrouwe, om Gods eengeboren Zoon! Ach, hoe streed zij! Ach, hoe kreet zij, en wat folteringen leed zij, bij 't aanschouwen van die hoon! Wie, die hier niet schreien zoude, die het grievend leed aanschouwde, dat Maria's ziel verscheurt? Wie kan, zonder mee te wenen, Christus' Moeder horen stenen, daar zij met haar Zoon hier treurt? Voor de zonden van de zijnen zag zij Jezus zo in pijnen, en in wrede geselstraf. Zag haar lieve Zoon zo lijden, heel alleen de doodskamp strijden, tot hij Zijnen geest hergaf. Geef, o Moeder, bron van liefde, dat ik voele wat u griefde, dat ik met u medeklaag. Dat mij 't hart ontgloei' van binnen, in mijn Heer en God te minnen, dat ik Hem alleen behaag. Heilige Moeder, wil mij horen, met de wonden mij doorboren, die Hij aan het kruishout leed. Ach, dat ik de pijn gevoelde, die uw lieve Zoon doorwoelde, toen Hij stervend voor mij streed. Mocht ik klagen al mijn dagen, en Zijn plagen waarlijk dragen, tot mijn jongste stervenssmart. Met u onder 't kruis te wenen, met uw rouwe mij verenen, dat verlangt mijn zuchtend hart. Maagd der maagden, nooit volprezen, wil voor mij niet bitter wezen, laat mij treuren aan uw zij. Laat mij al de wrede plagen, en de dood van Christus dragen, laat mij sterven zoals Hij. Laat Zijn wonden mij doorwonden, worde ik bij Zijn kruis verslonden, in het Bloed van uwen Zoon. Moge ik in het vuur niet branden, neem, o Maagd, mijn zaak in handen, in het oordeel voor Gods troon. Christus, moge ik eens behalen, als mijn levenszon gaat dalen, door Uw Moeder palm en prijs. En als 't lichaam dan zal sterven, doe mijn ziel de glorie erven, van het hemels Paradijs. Amen. |