Bavo wordt rond het jaar 589 geboren in de buurt van Luik en krijgt de naam ‘Allowin’. Zijn familie is welvarend en invloedrijk. Allowin groeit uit tot een wrede, arrogante man met weinig inlevingsvermogen. Hij wordt omschreven als een ‘tiran voor zijn onderdanen’ en zou sommige van zijn personeelsleden zelfs uit haat als slaaf verkocht hebben. Het onvriendelijke karakter van de Vlaamse edelman verdwijnt echter als sneeuw voor de zon als zijn vrouw, en de moeder van zijn dochter, plotseling overlijdt. Allowin beseft hoe vergankelijk het leven is en besluit de jaren die hem resteren aan God te wijden. In eerste instantie gaat hij in een klooster wonen. Later wordt hij kluizenaar.
Talloze mensen wisten hem in hun nood te vinden; hij troostte en bemoedigde ze, en genas ze; hij wekte zelfs een dode tot leven. Totdat hijzelf getroffen werd door een vreselijke ziekte. Omstanders wisten te vertellen hoe zijn opgewektheid niet leed onder de helse pijnen. Omringd door gelovigen, vrienden en zijn geestelijk leidsman die hij had laten roepen om hem bij te staan, stierf hij in geur van heiligheid.
Behalve patroonheilige van Haarlem is Sint Bavo ook patroonheilige van Gent, Wilrijk, Sint-Baafs-Vijve, Heemstede, Zingem en Münster. Voorts is hij patroon voor een goede oogst en tegen long- of keelontsteking. Sint Bavo is beschermheilige van de valkeniers.
In 1946 schreef Gabriël Smit het volgende rijmpje over de heilige Bavo:
Sint Bavo, die zijn schatten zwaar,
zijn goed, zijn wapenen, zijn boeken,
verliet om alleen God te zoeken
tot hij Hem vond als kluizenaar,
geef dat mijn hart niet bouwt op geld,
maar slechts in God vertrouwen stelt.