Zie: www.weekvanhetleven.nl.
Rooms-katholieke parochie voor de traditionele Latijnse liturgie in de Sint-Agneskerk te Amsterdam
Paus Martinus, gevangen en in ballingschap. |
Martinus was afkomstig uit Todi in Umbrië. Na een schitterende carrière werd hij deken bij de bisschop van Rome, paus Theodorus I († 649). Deze zond hem als speciale afgezant naar Constantinopel. In juli 649 werd hij zelf tot paus gekozen. Hij staat bekend om zijn liefde voor de armen en zijn zorg voor de gelovigen, maar meer nog om zijn ijver de geloofsschat te bewaren.
In zijn tijd bestonden er onder de gelovigen vele diepgaande meningsverschillen, waarin hij duidelijk stelling nam. Vooral met keizer Constans II van het Oost-Romeinse Rijk had hij het vaak aan de stok. Die steunde de patriarch van Constantinopel die de ketterse ideeën van het 'monotheletisme' verkondigde. Dat is de dwaalleer dat Christus alleen een goddelijke en geen menselijke wil had gehad. Paus Martinus I was van mening dat Christus pas serieus mens genoemd kon worden als Hij ook een menselijke wil had bezeten, die onderhevig was geweest aan alle menselijke begeerten en emoties, inclusief twijfel, terwijl je zoiets natuurlijk nooit van de goddelijke wil kon beweren.
Nog in het jaar van zijn benoeming hield paus Martinus in Lateranen een concilie waarop deze leer officieel werd veroordeeld. Hij werd in zijn overtuiging gesteund door de bisschoppen van Afrika, Spanje en Engeland. Maar tegelijk moest hij ervaren dat zijn leven meer dan eens bedreigd werd.
Tenslotte wisten zijn tegenstanders hem te pakken te krijgen en in 653 naar Constantinopel over te brengen. In zijn brieven doet hij verslag van de ziekten die onderweg aan boord uitbraken en die hem ernstig verzwakten. Eerst werd hij voor meer dan een half jaar verbannen naar het Griekse eiland Naxos in de Egeïsche Zee. Daar kreeg hij maar mondjesmaat te eten en het eten dat hij voorgezet kreeg, maakte hem nog zieker dan hij intussen al was. Het was hem verboden zich te verzorgen, zo mocht hij zich gedurende 47 dagen niet wassen, zelfs niet met koud water.
Na overgebracht te zijn naar Constantinopel werd er een schijnproces tegen hem gevoerd, waarbij hij ter dood veroordeeld werd wegens verraad, terwijl hij gevangen was genomen, op beschuldiging van het feit dat hij het niet met de leerstellingen van de keizer eens was. Hij werd in het openbaar voor schut gezet en afgetuigd. Op voorspraak van de patriarch van Constantinopel werd hij niet gedood, maar - bespot door het gepeupel en ontdaan van alle bisschopskleren - verbannen naar Chersonesus op de Krim. Er zijn brieven van hem bewaard waarin hij zich beklaagt over zijn onmenselijke behandeling en over het feit dat zijn gelovigen in Rome niets meer van zich lieten horen, terwijl hij dag aan dag bad voor hun zieleheil. Erger nog: ze hadden intussen een plaatsvervanger gekozen: Eugenius I. Uiteindelijk is Martinus in de Krim gestorven. Later werd zijn lichaam overgebracht naar Rome en bijgezet in de naar hem genoemde kerk.
Vanwege de vele ontberingen en vernederingen die hij te verduren had wordt hij vaak aangeduid als de laatste paus-martelaar, terwijl hij in de strikte zin geen martelaar is: hij is immers niet rechtstreeks gedood omwille van Christus, ofschoon hij smaad, gevangenschap, verbanning en de dood moest ondergaan.
Als leider van de Kerk week Martinus niet voor de opvattingen van de keizer.
De gebedsgroep Amsterdam van het Legioen Kleine Zielen van Jezus’ Barmhartig Hart komt elke tweede woensdag van de oneven maanden (januari, maart, mei, juli, september en november) bijeen in onze kerk en pastorie; op woensdag 13 november wordt na de heilige Mis en het lof de conferentie voortgezet over de voordracht 'De boodschap die Ik aan de wereld geef is Leven voor allen' door eerwaarde heer Luc Vanstraelen (†) van 28 december 1991.
Het programma is als volgt:
10.30 uur: Rozenkransgebed
11.00 uur: Gelezen H. Mis
11.45 uur: Lof
12.30 uur: Conferentie in de pastorie met koffie en thee (tot circa 14.00 uur).
Een ieder is van harte uitgenodigd om kennis te komen maken en te komen meebidden met de gebedsgroep. Niemand is te groot of te klein, wij zijn allemaal aan het oefenen. Voor meer informatie kunt u terecht op de website van het legioen.
Geboren in 316 te Sabria in Hongarije liet Martinus zich als jongen van 10 jaar in de Kerk opnemen als catechumeen (doopleerling). Vijf jaar later trad hij in het leger en diende onder keizer Constantius en keizer Julianus. Op 18-jarige leeftijd werd hij gedoopt en bleef nog twee jaar in dienst.
Als catechumeen ontmoette hij eens bij de stadspoorten een naakte bedelaar, die hem om Christus' wil een aalmoes vroeg. Omdat hij niets dan zijn wapen had, gaf hij hem een stuk van zijn soldatenmantel. In een droom verscheen hem de avond daarop Christus met de helft van zijn mantel om zich heen geslagen. Hij hoorde Jezus met heldere stem tegen de menigte engelen die om Hem heen stonden zeggen: "Martinus, die nog maar doopleerling is, heeft Mij met dit kleed bedekt. Wat je voor de geringste van Mijn broeders hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan."
De heilige Hilarius, bisschop van Poitiers werd zijn leraar en voorbeeld. Onder zijn leiding leefde hij als monnik. Toen hij priester was begon hij als missionaris in zijn eigen geboortestreek. Zijn moeder zou als eerste zich bekeerd hebben. Woedende Arianen en heidenen verdreven Martinus uit zijn geboortestreek. Teneergeslagen begaf hij zich naar het eiland Gallinara voor de Italiaanse Riviera. Daar leefde hij enkele jaren als kluizenaar. In het jaar 360 werd hij door Hilarius, die reeds sinds 356 bisschop van Poitiers was, naar Gallia teruggeroepen. Hij bouwde er een kluizenaarscel en en verbleef daar vele jaren. Uit deze eenvoudige cel zou later het eerste klooster van Gallie groeien.
Hij werd in 372 door het volk en de clerus gekozen tot bisschop van Tours, waar hij een klooster bouwde en met tachtig monniken een buitengewoon heilig leven leidde. Hij wilde niet in het bisschopshuis wonen, maar verkoos de armoede. Zijn vriend en levensbeschrijver Sulpicius Severus was vaak ooggetuige van zijn wonderdaden.
Vol overgave verkondigde Martinus overal het Evangelie en bestreed het heersende heidendom. Hij was geliefd bij de gehele bevolking vanwege zijn gerechtigheid en voorbeeldig leven.
De heilige Martinus stierf op 11 november rond het jaar 398 op 80 jarige leeftijd te Candes, een parochie in zijn bisdom.
Martinus is patroon van soldaten, cavaleristen, militairen, ruiters, hoefsmeden, wapensmeden, leerlooiers, wevers, armen, bedelaars, molenaars, gordelmakers, hoteliers, kleermakers, handschoenmakers, hoedenmakers, reizigers, gevangenen, wijnboeren, borstelmakers, omroepers, geheelonthouders, en herders en voor een goede oogst; en patroon tegen uitslag en slangenbeten.
Latijn
Libera nos, salva nos, justifica nos, o beata Trinitas.
Nederlands
Verlos ons, red ons, rechtvaardig ons, o heilige Drievuldigheid.
Missaal: Vijfde zondag na Driekoningen
Epistel
Kol. 3, 12-17
Broeders, wilt u als heilige en veelgeliefde uitverkorenen Gods toerusten met een medelijdend hart, met goedheid en bescheidenheid, met zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander, en vergeeft elkander, als gij soms over iemand te klagen hebt. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook gij vergeven. Maar draagt over dat alles heen de liefde; want deze is de band der volmaaktheid. Laat de vrede van Christus heersen in uw harten; want daartoe zijt gij ook geroepen, als leden van één lichaam. Weest daarenboven dankbaar. Moge het woord van Christus onder u wonen in volle rijkdom, zodat gij in alle wijsheid elkander onderricht en vermaant. En zingt dankbaar God van harte lof in psalmen en gezangen en geestelijke liederen. Alles wat gij doet met woord of werk, doet alles in de Naam van de Heer Jezus Christus, om aan God, de Vader, dank te brengen door Jezus Christus, onze Heer.
Evangelie
Mt. 13, 24-30
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: Het rijk der hemelen gelijkt op een mens, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen nu het graan opkwam en vrucht begon te zetten, toen werd ook het onkruid zichtbaar. Dan gingen de knechten van de heer naar hem toe, en zeiden: Heer, hebt gij geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dan het onkruid vandaan? En hij antwoordde hun: Dat heeft een vijandig mens gedaan. De knechten vroegen hem nu: Wilt gij, dat wij het gaan uittrekken? Maar hij antwoordde: Neen; want als gij het onkruid uittrekt, zoudt gij misschien ook de tarwe uitrukken. Laat ze beide opgroeien tot de oogst; dan zal ik in de oogsttijd tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid, en bindt het in bundels, om het te verbranden; maar bergt de tarwe in mijn schuur.
Overweging
In de gelijkenis van dit Evangelie legt onze Heer Jezus Christus aan Zijn leerlingen een belangrijke leer uit over de Kerk op aarde en over het leven. Hij wijst daarbij op het einde van de tijden. Christus zegt dat het rijk der hemelen, dat zich hier op aarde manifesteert door de Kerk, lijkt op een akker waarop goed zaad wordt gezaaid. Dit zaad verzinnebeeldt de genade en de akker staat voor de heilige Kerk van God. In een volledig verstaan van de gelijkenis kunnen wij de akker identificeren met de Kerk en het zaad met onze eigen ziel, waarin God Zijn genade tot leven brengt omdat zij in de kracht van de akker, de Kerk, haar voedsel vindt voor haar groei.
Tegelijk met het goede zaad en de zaaier van de akker wijst Christus ook op de vijand die onkruid zaait tussen het goede zaad. Dit onkruid kunnen wij duidelijk herkennen als de zonde, en de vijand als de duivel. Het onkruid en de zonde leven als een parasiet uit hetgeen dat bedoeld is om een ander te laten groeien. Het onkruid brengt geen goede vruchten voort en is daarom in de gelijkenis zinnebeeld voor de zonde die geen eigen leven in zich draagt, maar alleen de afwezigheid van het goede is en daarom ook zo verschrikkelijk is, want God – als Bron van alle goedheid – is dan afwezig. En waar God niet is, kan geen leven zijn, maar alleen dood en verderf.
Christus wil ons waarschuwen, allereerst doordat hij uitlegt wat goed is en wat niet goed is, maar ook door de uiterste en laatste consequentie van het kwaad te verwoorden. Aan het einde van de tijden zal het onkruid gebundeld worden om te worden verbrand. In deze woorden van onze Heer Jezus Christus vinden wij de leer over het vuur van de hel, een leer die tegenwoordig vaak als overbodig en als niet meer aanvaardbaar voor het moderne, sociaal geworden christendom wordt beschouwd.
In het tweede deel van het Evangelie legt Christus uit waarom tot de oogst gewacht moet worden met het verzamelen van het onkruid. Het eerste gevolg hiervan is de realiteit van de Kerk zoals wij haar door de geschiedenis heen kennen. In Gods heilige Kerk, de akker van de oogst, groeien tarwe en onkruid samen op. De redenen hiervoor zijn begrijpelijk en volledig edel en heilig, want de Heer van de oogst is geduldig en barmhartig en straft niet terstond, maar schenkt tijd en gelegenheid tot inkeer en bekering.
De zonde, die in de gelijkenis door het onkruid wordt verzinnebeeld, kan alleen stand houden in de afwezigheid van de genade. Bekering is mogelijk zolang de slechte planten nog op de akker staan. De akker van de Kerk is er om vruchten van heiligheid voort te brengen en juist om die reden blijft Christus een geduldig en barmhartig bezitter van de akker. Maar wanneer Hij terugkeert tot Zijn akker, als Heer van de oogst, dan zullen kwaad en goed uit elkaar gehaald worden.
De Aartsbasiliek van de Allerheiligste Verlosser in Rome is beter bekend als de Sint Jan van Lateranen. Volgens een inscriptie op de voorgevel is zij ‘De Moeder en het Hoofd van alle Kerken in de Stad en van de hele Wereld’. Zij gaat terug op een geschenk van keizer Constantijn en zijn familie.
In de 2e eeuw vóór Christus behoorde het terrein waar de huidige kerk op staat toe aan de senatorenfamilie van de Plautii. Een vooraanstaand lid van deze familie, Plautus Lateranus, was in 65 door keizer Nero terechtgesteld vanwege diens vermeende aandeel in de samenzwering van Gaius Calpurnius Piso tegen de keizer. Het paleis werd geconfisqueerd en tot keizerlijk domein verklaard. Septimius Severus gaf het weer terug aan de nabestaanden van de Plautii.
Toen in de 4e eeuw een verre afstammelinge, Fausta, huwde met keizer Constantijn, behoorde het tot haar bruidschat. Zo kwam het terrein in het bezit van Constantijn. Hij schonk het aan de toenmalige paus Silvester († 335) met de bedoeling dat er de eerste christelijke basiliek zou verrijzen. Met de bouw ervan werd begonnen in 323; het jaar daarop kon de kerk worden ingewijd. Zij was toegewijd aan Jezus Zelf: de Allerheiligste Verlosser. In de 12e eeuw kwamen daar Johannes de Doper en Johannes de Evangelist bij. Sindsdien staat de kerk bekend onder de naam Sint-Jan-van-Lateranen.
De eerste kerk had de vorm van een basiliek. Het moet een imposant gebouw geweest zijn. Het was in ieder geval zo mooi en rijk versierd dat het de bijnaam 'Gouden Basiliek' (basilica aurea) kreeg. In de loop der eeuwen is de kerk herhaaldelijk verwoest, geplunderd en weer opgebouwd. Het huidige gebouw gaat terug op 11e en 12e eeuw, met restanten uit vroeger tijden.
De basiliek is de belangrijkste kerk ter wereld. Daar staat immers de Stoel van Sint Petrus, die zoals de H. Ignatius van Antiochië schreef 'het hoofd is van de gehele liefdesgemeenschap'. Om die reden wordt haar wijdingsdag in de gehele Kerk als feest gevierd.
Op zaterdag 9 november is er een bijeenkomst van de heilige Liga. Na een heilig uur, dat om 16.00 uur begint, wordt er gesproken over een actueel onderwerp. De bijeenkomst wordt besloten met een gezamenlijke maaltijd en het bidden van de completen.
Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij Ilan de Vré via 06-83483181.
De geschiedenis van deze heilige martelaren is erg verwarrend. In het Martyrologium Romanum staat het volgende over hen opgetekend: "Te Rome aan de Via Lavicana op de dag van het overlijden van vier heilige martelaren, de broers Severus, Severianus, Carpophorus en Victorinus. Onder keizer Diocletianus werden ze met loden staven doodgegeseld. Hun namen werden pas vele jaren later bekendgemaakt door een goddelijke openbaring. Aangezien daarvoor niemand hun namen kende werd de jaarlijkse feestdag te hunner ere gevierd onder de titel: De vier gekroonde broers. Ook na de openbaring van hun namen bleef deze titel bestaan."
De basiliek van de H.H. Vier gekroonde martelaren bevat ook de relikwieën van vijf beeldhouwers die onder Diocletianus weigerden om afgoden te maken of om afbeeldingen van de zonnegod te vereren. Uit verslagen blijkt dat zij rond het jaar 300 werden gegeseld, geplaatst in loden doodskisten en ondergedompeld in water.
Diverse historici hebben geprobeerd om de tegenstrijdige verklaringen over de relatie tussen deze twee groepen heiligen te ontwarren; zij hebben onderzocht of deze twee groepen daadwerkelijk hebben bestaan, of het ging om Romeinen, soldaten, steenhouwers enzovoorts.
Willibrord werd geboren in Northumbrië in Engeland in het jaar 658. Hij kreeg de geloofsopvoeding van de monniken uit het klooster Ripon. Abt was hier de heilige Wilfried die leefde naar de regels van Benedictus. In 678 vertrok Willibrord naar Ierland, naar het klooster van Rathmelsigi. Hier werd hij tot priester gewijd. Samen met een grote schare metgezellen verliet hij in 690 zijn geboorteland en trok de Noordzee over om het geloof in de Friese landen te verkondigen. Aan paus Sergius I vroeg Willibrord de volmacht om in deze streken het geloof te verkondigen evenzo aan de Frankische Hofmeier Pepijn II van Herstal. Paus Sergius wijdde hem tevens tot aartsbisschop van de Friezen. Zijn bisschopszetel vestigde hij in Utrecht.
Dankzij de steun van de Frankische adel kon Willibrord de verkondiging in Friesland gestalte geven. Hij kreeg van Irmana van Ohren, de vrouw van een paltsgraaf, de abdij van Echternach in Luxemburg. Bekend is ook de abdij van Susteren in Limburg. Beide kloosters werden het middelpunt voor de verkondiging van het Evangelie onder de Friezen. Na de dood van Pepijn II in 714 was het niet mogelijk zijn verkondiging in de noordelijke streken voort te zetten. Radboud, de heidense Fries, heroverde al plunderend een groot gebied op de Franken. Nadat koning Karel Martel in 715 Radboud verslagen had, vertrok Willibrord samen met de heilige Bonifatius naar het Noorden. Hij zou zelfs in Denemarken geweest zijn. Willibrord stichtte vele kerken, kloosters en vestingen. Hij legde een stevig fundament voor de opbouw van de Kerk in de Lage Landen en in Duitsland. In 719 begon de heilige Willibrord met grote ijver aan deze taak samen met de heilige Bonifatius. Op 7 november 739 stierf Willibrord in de abdij van Echternach. Hier ligt hij ook begraven.
Paus Pius XII heeft in 1939 Willibrordus uitgeroepen tot patroon van de Nederlandse Kerkprovincie. De heilige Willibrordus is patroon van Nederland en van Luxemburg en van de bisdommen Utrecht, Haarlem-Amsterdam en Luxemburg. Hij is patroon tegen epilepsie, huidziekten en stuipen.
Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons. Christus, aanhoor ons. Christus, verhoor ons.
God, hemelse Vader, ontferm U over ons.
God Zoon, Verlosser van de wereld, ontferm U over ons.
God, Heilige Geest, ontferm U over ons.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u over ons.
Heilige Maria, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Moeder Gods, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Maagd der maagden, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Michaël, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige engelen en aartsengelen, bidt voor de lijdende zielen.
Alle koren der gelukzalige geesten, bidt voor de lijdende zielen.
Heilige Johannes de Doper, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Jozef, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige aartsvaders en profeten, bidt voor de lijdende zielen.
Heilige Petrus, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Paulus, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige apostelen en evangelisten, bidt voor de lijdende zielen.
Heilige Stefanus, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Laurentius, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige martelaren, bidt voor de lijdende zielen.
Heilige Gregorius, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Ambrosius, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Augustinus, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Hiëronymus, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige bisschoppen en belijders, bidt voor de lijdende zielen.
Alle heilige leraars, bidt voor de lijdende zielen.
Alle heilige priesters en levieten, bidt voor de lijdende zielen.
Alle heilige monniken en kluizenaars, bidt voor de lijdende zielen.
Heilige Maria Magdalena, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Catharina, bid voor de lijdende zielen.
Heilige Barbara, bid voor de lijdende zielen.
Alle heilige maagden en weduwen, bidt voor de lijdende zielen.
Alle heiligen Gods, bidt voor de lijdende zielen.
Wees genadig, spaar hen, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Van alle kwaad, verlos hen, Heer.
Van Uw gramschap,
Van de gestrengheid van Uw rechtvaardigheid,
Van de knagende worm van het geweten,
Van de verschrikkelijke duisternissen,
Van hun tranen en zuchten,
Door Uw menswording,
Door Uw heilige geboorte,
Door Uw allerzoetste Naam,
Door Uw heilig doopsel en vasten,
Door Uw diepe ootmoedigheid,
Door Uw grote gehoorzaamheid,
Door Uw oneindige liefde,
Door Uw doodsangst en smarten,
Door Uw bloedig zweet,
Door Uw banden en boeien,
Door Uw doornenkroon,
Door Uw smadelijke dood,
Door Uw kruis en bitter lijden,
Door Uw heilige verrijzenis,
Door Uw wonderbare hemelvaart,
Door de nederdaling van de Heilige Geest, de Vertrooster,
Op de dag van het oordeel,
Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons.
Gij, die de zondares vergiffenis geschonken en de goede moordenaar verhoord hebt,
Gij, die door genade zalig maakt,
Dat het U behage onze naastbestaanden, vrienden en weldoeners uit de verschrikkelijke vlammen te verlossen,
Dat het U behage al de overleden gelovigen uit hun pijnen te verlossen,
Dat het U behage U te ontfermen over al diegenen, die geen bijzondere voorsprekers in de wereld hebben,
Dat het U behage aan allen genade te schenken en hen uit hun smarten te verlossen,
Dat het U behage hun verlangens te vervullen,
Dat het U behage hen onder het getal van Uw uitverkorenen te ontvangen,
Koning van ontzaglijke Majesteit,
Zoon Gods,
Lam Gods, Dat wegneemt de zonden van de wereld, spaar ons, Heer.
Lam Gods, Dat wegneemt de zonden van de wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, Dat wegneemt de zonden van de wereld, ontferm U over ons.
Christus, aanhoor ons. Christus, verhoor ons.
Laat ons bidden.
O God, Schepper en Verlosser van alle gelovigen, verleen aan de zielen van Uw dienaars en dienaressen de vergiffenis van alle zonden, opdat zij, door de gebeden van Uw Kerk, de kwijtschelding waarnaar zij altijd verlangd hebben, van Uw genade mogen verwerven. Gij, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Carolus Borromeo werd op 2 oktober 1538 te Arona in Lombardije geboren (zijn moeder kwam uit het geslacht van de Medici). Hij ging op 7-jarige leeftijd naar een kloosterschool, waar hij als geestelijke werd ingekleed. Een voor die tijd normaal gebeuren. Op 21-jarige leeftijd beëindigde hij in Pavia zijn studies in kerkelijk en burgerlijk recht, cum laude. Een jaar later werd hij door zijn oom, paus Pius IV, tot kardinaal verheven. Dit nepotisme (onrechtmatige begunstiging van familieleden) en ander wantoestanden werden later door Carolus fel bestreden door bij de Paus aan te dringen op het uitvoeren van het Concilie van Trente (1545-1563), dat tien jaar heeft stilgelegen.
Door de dood van zijn broer Frederico in 1562 kwam er een ommekeer in zijn leven. Zijn familie zag hem graag gehuwd en zette hem onder druk, maar hij liet zich in 1563 in het geheim tot priester wijden. Enkele maanden later ontving hij de bisschopswijding en werd hij tot aartsbisschop van Milaan benoemd. Hij muntte uit door onthechting, boetvaardigheid en zelfverloochening.
Hij heeft zich een blijvende plaats verworven onder de grote reformatoren van de Kerk door de hervormingsbesluiten van het Concilie van Trente door te voeren. Hij stichtte seminaries, bevorderde de studie, herstelde de tucht in de kloosters, stichtte nieuwe orden en congregaties, schreef een volledige codex van pastorale wetgeving. Dit standaardwerk (Acten van de Milanese Kerk), is nog altijd gezaghebbend. De Ambrosiaanse Ritus is door hem in Milaan bewaard gebleven.
Veel gelovigen vonden hem een lastige scherpslijper, maar dat begon te veranderen toen hij zich tijdens een hongersnood in de schulden stak om voedsel te kunnen uitdelen. En hij won alle harten toen in 1576 de pest uitbrak. De gouverneur en alle bestuurders vluchtten de stad uit; Carolus daarentegen verplichtte elke priester, monnik en non te blijven teneinde de pestlijders bij te staan en gaf zelf dag na dag het voorbeeld. Zodra de epidemie voorbij was, klaagde de gouverneur hem in Madrid en Rome aan wegens overtreding van gemeentelijke voorschriften, maar nu maakte de steun van het volk hem onkwetsbaar.
Op 3 november 1584, stierf hij, 46 jaar oud. Paus Paulus V verklaarde hem in 1610 heilig. Carolus is patroon van de seminaristen en patroon tegen de pest.
Missaal: Vierde zondag na Driekoningen
Epistel
Rom. 13, 8-10
Broeders, gij moet elkander niets schuldig blijven, dan alleen maar wederzijdse liefde. Want wie de naaste liefheeft, heeft de wet volbracht. Immers het gebod: Gij zult geen echtbreuk plegen - gij zult niet doodslaan - gij zult niet stelen - gij zult geen vals getuigenis geven - gij zult niet begeren, of welk ander gebod ook, het komt alles neer op dit woord: gij zult uw naaste beminnen als u zelf. De liefde doet de naaste geen kwaad aan. Zo vervult de liefde de gehele wet.
Evangelie
Mt. 8, 23-27
In die tijd begaf Jezus Zich in het scheepje en Zijn leerlingen gingen met Hem mee. Plotseling werd de zee geweldig onstuimig, zodat de golven over het schip heensloegen. Hij echter lag te slapen. De leerlingen gingen naar Hem toe; zij maakten Hem wakker en zeiden: Heer, help ons, wij vergaan! Doch Jezus sprak tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op, gaf Zijn bevelen aan de wind en de zee, en het werd volkomen stil. De mensen nu stonden verbaasd en zeiden: Wat is dat toch voor iemand, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzamen?
Overweging
Zeer dikwijls geeft Christus Zijn apostelen en ons allen een les in vertrouwen. Zo ook in het Evangelieverhaal van deze zondag. Het verhaal is heel kort, maar wel duidelijk. Alles is aan Christus onderworpen; de machten en krachten van de natuur zowel als de gehele geestelijke wereld. Alles is Hem onderdanig, Hij is de opperste Soeverein. Hij draagt zorg voor ons op grond van Zijn goddelijke, oneindige liefde. Hij kent al onze noden en ook dan, wanneer Hij schijnt te slapen, zoals in het bootje op het meer, is Hij bij ons, altijd bereid ons te helpen en ons te beschermen tegen de gevaren die ons bedreigen. Wat Hij van ons verlangt is vertrouwen. Dat wij nooit vergeten dat Hij de Goede Herder is.
Er zijn veel stormen in de wereld. Elke keer gaat het om een andere storm. Elk mensleven kent zijn eigen stormen. Dikwijls hebben wij die zelf beleefd. Het kan voorkomen dat we miskend worden, dat we worden tegengewerkt, of zelfs vervolgd en onrechtvaardig behandeld. Soms worden onze bedoelingen verkeerd begrepen, wordt ons werk niet gewaardeerd en bevinden wij onszelf midden in een grote storm van beproevingen en bekoringen. En dan kan iedereen zien hoe sterk zijn geloof is.
Geloven in Jezus zolang het ons goed gaat, zolang alles volgens ons plan verloopt, is niet moeilijk. maar dat is nauwelijks een waarachtig geloof. Zodra de dingen verkeerd lopen, zodra wij onze machteloosheid ervaren, verliezen wij moed en stort ons vertrouwen in. Dan begint pas het eigenlijke geloof, daar waar menselijke krachten en berekeningen vallen. Zodra wij ‘vergaan’, hoe dan ook, menen wij dat Christus ons verlaten heeft. Dan zien wij dat ons geloof op een voelbare aanwezigheid of op troost was gebouwd. Voelen wij dat niet meer, dan is ons geloof weg. Maar geloof is meer dan een gevoel dat God dicht bij ons is. Geloof in God betekent: op Hem vertrouwen, op Zijn wijsheid. Hij weet toch beter dan ik wat voor mijn verlossing het beste is. Als wij geloven, dan moeten wij vertrouwen op Zijn liefde en voorzienigheid – waarin Hij ons nooit verlaat – ook in het midden van een storm, midden in schijnbaar onoplosbare situaties.
Ons geloof moet steeds gezuiverd worden. Een ziel die echt gelooft en zich uitsluitend aan God hecht, blijft onwankelbaar. Bekoringen, lijden en beproevingen bereiken slechts de oppervlakte van zijn wezen; in de diepte heerst vrede. De oppervlakte van de zee kan hevig worden bewogen bij een storm, maar de diepe wateren blijven onberoerd. Deze innerlijke vrede hangt slechts van één ding af, namelijk van onze houding tegenover God. Christus is de Heer. Als wij dat erkennen en Zijn woorden onvoorwaardelijk aanvaarden, dan blijven wij altijd veilig bij Hem Die alle kwaad heeft overwonnen.
Allerzielen is een dag van gebed voor allen die uit dit leven zijn heengegaan en nog niet voor altijd bij de Heer zijn. Het bidden voor de overledenen werd reeds in de 2e eeuw vóór Christus gedaan (zie 2 Makk. 12, 43-45). Men geloofde dat de overledenen hierdoor van hun zonden zouden worden vrijgesproken.
Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) werd de geloofsleer vastgelegd dat er een vagevuur is en dat de overleden gelovigen daar door de gelovigen op aarde kunnen worden geholpen.
Door de vaststelling van de gedenkdag op 2 november wordt de band van deze herdenking met Allerheiligen beklemtoond. Zo wordt benadrukt dat Gods volk, zowel zij die reeds in Gods aangezicht leven als zij die nog onderweg zijn naar de eeuwige zaligheid, één gemeenschap vormt.
Zie: Van 1 tot en met 8 november: Dagelijks een volle aflaat voor de zielen in het vagevuur.
De gemeenschap der heiligen. |
Beminde gelovigen,
De maand november is op een bijzondere wijze toegewijd aan de gemeenschap der heiligen. Eerst vieren wij op 1 november het hoogfeest van Allerheiligen, en een dag later de gedachtenis van Allerzielen. Als gedoopten delen wij in de belofte van Christus dat Hij alles nieuw zal maken en dat degenen die in Hem geloven niet zullen sterven in eeuwigheid.
Aan die gemeenschap hebben wij deel als wij behoren tot Zijn Kerk. Niettemin dragen wij zelf verantwoordelijkheid voor de wijze waarop wij in dit leven met deze belofte en de genade omgaan. Vaak denken wij meer aan het aardse dan aan het eeuwige, daarom is het zeer passend dat de Kerk ons meteen na het Allerheiligenfeest oproept om voor de overledenen te bidden en aflaten voor hen te verkrijgen, opdat zij, de leden van de lijdende Kerk, spoedig uit hun boete in het vagevuur bevrijd mogen worden en deel gaan uitmaken van de glorierijke Kerk in de hemel. Aan ons, die deel uitmaken van de strijdende Kerk op aarde, valt die taak ten deel, omdat wij tot die een-en-dezelfde Kerk van Christus behoren, die zich nu nog in drie verschillende stadia bevindt, die met elkaar zijn verbonden. Het lot van de lijdende Kerk valt dus niet buiten onze verantwoordelijkheid. Wij zijn verplicht elkaar te steunen, met gebed en boete, om de zegevierende Kerk in de hemel te bereiken, de Kerk die in haar heiligheid God op ultieme wijze verheerlijkt.
Graag herinner ik u aan de toediening van het heilig vormsel in onze kerk op zondag 1 december om 11.00 uur. Ik hoop dat velen van u daarbij aanwezig zullen zijn.
Met mijn priesterlijke zegen,
Pater M. Kromann Knudsen FSSP, pastoor
Epistel
Openb. 7, 2–12
In die dagen zag ik, Johannes, een andere engel nederkomen uit de richting van het Oosten, en hij had bij zich het zegel van de levende God. Hij riep met luide stem tot de vier engelen, die opdracht hadden schade toe te brengen aan de aarde en de zee, en zeide: “Brengt geen schade toe aan de aarde of de bomen, voordat wij de dienaren van onze God getekend hebben op hun voorhoofd. En ik hoorde het getal van de getekenden: honderdvierenveertigduizend getekenden uit al de stammen van de kinderen Israëls: uit de stam Juda twaalfduizend getekenden, uit de stam Ruben twaalfduizend getekend, uit de stam Gad twaalfduizend getekenden, uit de stam Aser twaalfduizend getekenden, uit de stam Neftali twaalfduizend getekenden, uit de stam Manasse twaalfduizend getekenden, uit de stam Simeon twaalfduizend getekenden, uit de stam Levi twaalfduizend getekenden, uit de stam Issachar twaalfduizend getekenden, uit de stam Zabulon twaalfduizend getekenden, uit de stam Jozef twaalfduizend getekenden, uit de stam Benjamin twaalfduizend getekenden. Daarna zag ik een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle naties en stammen en volken en talen; zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte klederen met palmtakken in de hand; en zij riepen met luide stem en zeiden: Heil aan onze God, Die op de troon is gezeten, en aan het Lam! En al de engelen stonden rondom de troon, en rondom de ouderlingen en de vier levende Wezens; en zij vielen voor de troon op hun aangezicht neder om God te aanbidden en zij zeiden: Amen! Alle lof en heerlijkheid en wijsheid en dank en eer en macht en sterkte aan onze God in de eeuwen der eeuwen. Amen!”
Evangelie
Mt. 5, 1–12
In die tijd ging Jezus bij het zien van de menigte de berg op; en toen Hij Zich had neergezet, kwamen Zijn leerlingen tot Hem. Dan opende Hij de mond en onderrichtte hen als volgt: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het Land in bezit nemen. Zalig zij, die wenen, want zij zullen getroost worden. Zalig zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Zalig de zuiveren van harte, want zij zullen God zien. Zalig de vredebrengers, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig zij, die vervolging lijden ter wille van de gerechtigheid, want aan hen behoort het rijk der hemelen. Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt en vervolgt en valselijk beschuldigt van allerlei kwaad om mijnentwille; verheugt en verblijdt u, want overvloedig is uw loon in de hemel.”
Overweging
Wij vieren vandaag het feest van Allerheiligen. Vele heiligen hebben een bijzonder feest in het kerkelijk jaar, maar deze feestdag, 1 november, is gewijd aan allen die in de hemel zijn – talloze en onbekende heiligen die door het leven volgens Gods geboden de prijs van de eeuwige zaligheid ontvingen. Opnieuw wordt ons duidelijk welk doel ons leven hier op aarde heeft. Het wordt ons ook duidelijk dat wij allen in een gemeenschap van heiligen bij elkaar horen. De hemel kijkt met liefde en zorg naar de aarde, zoals de aardse Kerk in vertrouwen en verlangen haar ogen opheft naar boven. Uiteindelijk kunnen wij vandaag ook begrijpen dat de heiligen waren zoals wij, dat wij met hen één roeping delen: die van de glorie in de eeuwigheid. Zij hebben de overwinning al behaald, wij strijden nog en streven naar hetzelfde doel: het eeuwige leven met God.
Hoe zij de eindstreep konden behalen wordt ons duidelijk gemaakt in het Evangelie van dit feest, in de vorm van de acht zaligsprekingen. De rede van onze Heer op de berg is bedoeld als inleiding op de grondwet van het Evangelie. Hoe waren de heiligen? Zij waren arm van geest, dat wil zeggen arm in de geest, overtuigd uit zichzelf niets te hebben en alles te hebben ontvangen van God. Zij weenden over hun zonden en over die van anderen, en over alle ellende in de wereld die daarvan het gevolg is. Zij waren nederig, bescheiden en zachtmoedig; niet zoals vele mensen trots, hoogmoedig of hardvochtig. Zij hadden honger en dorst naar de rechtvaardigheid. Zij hebben er vurig naar gestreefd. Zij waren barmhartig en vergolden geen kwaad met kwaad. Zij waren zuiver van hart. Vergeten wij niet dat uit het hart elke goede en slechte daad komt. De mens is pas goed en kan met een reine blik God zien als zijn hart zuiver is. Zij brachten vrede, rust en orde, maar niet met geweld en brand zoals dat vaak in de wereld gebeurt. En uiteindelijk werden de heiligen om al deze dingen vaak niet geprezen en beloond op aarde en door de mensen, maar in tegendeel vervolgd, belasterd en gedood, want vele van de heiligen die wij vandaag vieren waren martelaren.
Niet alles wat de heiligen hebben gedaan en hebben moeten doen staat in deze acht zaligsprekingen. Maar één ding is zeker: zij leefden in deze wereld, maar niet volgens deze wereld, om hier, als dat zou kunnen, altijd te blijven. Zij leefden voor een andere wereld, die zij nog niet kenden, maar zij geloofden en hadden vertrouwen in Gods Woord. En dat was niet een algemene overtuiging, die vaak niets te maken heeft met het dagelijks leven, maar een werkelijk en stevig geloof dat de mens zijn uiteindelijke bestemming, zijn definitief geluk, niet kan bereiken in dit aardse leven, maar in het eeuwige leven, aan de andere kant van de dood, met God en bij God. Daarvoor gaven zij alles.
Het Evangelie stelt ons de weg naar heiligheid voor, dat is de christelijke volmaaktheid, niet als een gemakkelijk pad dat over rozen gaat, en ook niet als een weg die leidt tot het geluk en het heil van alleen maar deze aarde, maar als de smalle weg die naar boven gaat en waarvan wij zo gemakkelijk kunnen afdwalen en vallen. Alleen met onze menselijke krachten zou het onmogelijk zijn op deze weg staande te blijven. God helpt ons met Zijn genade. Die komt tot ons door en in Jezus Christus. Christus is het beginsel van onze volmaaktheid, van onze heiligheid. Het is Jezus’ genade, die de apostelen bezielde. Het is Jezus’ genade, die de leraren verlichtte en die de belijders standvastigheid verleende. Het is Jezus’ genade, die de maagden hun onvergelijkbare zuiverheid schonk. Alle heiligen die wij vandaag vieren zijn niet door hun eigen werken heilig geworden, maar door Gods genade en door hun medewerking daaraan. God schenkt de genade zonder maat, en degenen die aan deze gave geen grenzen stellen worden heilig.
De heiligen zijn ons gegeven als voorbeeld. Waarom zouden wij niet kunnen wat al deze mannen en vrouwen wel konden? De enige bron van hun heiligheid is Gods genade. De schatkamers van deze genade staan ook voor ons open. Laten wij daar niet onverschillig en koud onder blijven. Ons aardse leven gaat snel voorbij en een andere kans zullen wij niet krijgen.
De live-uitzending van de gezongen Hoogmis kunt u op zondag om 11.00 uur hier bekijken. Deze uitzendingen zijn onder voorbehoud van personele of technische omstandigheden.
Parochie van de H. Jozef, patroon van de H. Kerk,
in de Sint-Agneskerk
Amstelveenseweg 161-163
1075 XA Amsterdam
Telefoon
020-6629470
E-mailadressen
Parochiebestuur: secretaris@agneskerk.org
Pastoor: p.m.k.k.fssp@gmail.com
Webmaster: info@agneskerk.org
In de Agneskerk kunt u biechten vanaf een half uur voor elke H. Mis. Biechten op een ander tijdstip is ook mogelijk, maar alleen na (telefonische) afspraak.
Elke priester beschikt over een eigen biechtstoel.
God, Schepper van het heelal en Heerser over Uw gelovigen, sla Uw barmhartige ogen op Uw dienaar Franciscus, die door U gekozen is om als herder over Uw Kerk te regeren. Verleen hem, zo smeken wij U, dat hij door zijn woord en zijn voorbeeld, op zodanige wijze leiding geeft aan de hem toevertrouwde kudde, dat hij samen met de gelovigen het eeuwig leven mag verwerven. Dat vragen wij U door Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.