Missaal: Vierde zondag na Driekoningen
Epistel
Rom. 13, 8-10
Broeders, gij moet elkander niets schuldig blijven, dan alleen maar wederzijdse liefde. Want wie de naaste liefheeft, heeft de wet volbracht. Immers het gebod: Gij zult geen echtbreuk plegen - gij zult niet doodslaan - gij zult niet stelen - gij zult geen vals getuigenis geven - gij zult niet begeren, of welk ander gebod ook, het komt alles neer op dit woord: gij zult uw naaste beminnen als u zelf. De liefde doet de naaste geen kwaad aan. Zo vervult de liefde de gehele wet.
Evangelie
Mt. 8, 23-27
In die tijd begaf Jezus Zich in het scheepje en Zijn leerlingen gingen met Hem mee. Plotseling werd de zee geweldig onstuimig, zodat de golven over het schip heensloegen. Hij echter lag te slapen. De leerlingen gingen naar Hem toe; zij maakten Hem wakker en zeiden: Heer, help ons, wij vergaan! Doch Jezus sprak tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op, gaf Zijn bevelen aan de wind en de zee, en het werd volkomen stil. De mensen nu stonden verbaasd en zeiden: Wat is dat toch voor iemand, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzamen?
Overweging
Zeer dikwijls geeft Christus Zijn apostelen en ons allen een les in vertrouwen. Zo ook in het Evangelieverhaal van deze zondag. Het verhaal is heel kort, maar wel duidelijk. Alles is aan Christus onderworpen; de machten en krachten van de natuur zowel als de gehele geestelijke wereld. Alles is Hem onderdanig, Hij is de opperste Soeverein. Hij draagt zorg voor ons op grond van Zijn goddelijke, oneindige liefde. Hij kent al onze noden en ook dan, wanneer Hij schijnt te slapen, zoals in het bootje op het meer, is Hij bij ons, altijd bereid ons te helpen en ons te beschermen tegen de gevaren die ons bedreigen. Wat Hij van ons verlangt is vertrouwen. Dat wij nooit vergeten dat Hij de Goede Herder is.
Er zijn veel stormen in de wereld. Elke keer gaat het om een andere storm. Elk mensleven kent zijn eigen stormen. Dikwijls hebben wij die zelf beleefd. Het kan voorkomen dat we miskend worden, dat we worden tegengewerkt, of zelfs vervolgd en onrechtvaardig behandeld. Soms worden onze bedoelingen verkeerd begrepen, wordt ons werk niet gewaardeerd en bevinden wij onszelf midden in een grote storm van beproevingen en bekoringen. En dan kan iedereen zien hoe sterk zijn geloof is.
Geloven in Jezus zolang het ons goed gaat, zolang alles volgens ons plan verloopt, is niet moeilijk. maar dat is nauwelijks een waarachtig geloof. Zodra de dingen verkeerd lopen, zodra wij onze machteloosheid ervaren, verliezen wij moed en stort ons vertrouwen in. Dan begint pas het eigenlijke geloof, daar waar menselijke krachten en berekeningen vallen. Zodra wij ‘vergaan’, hoe dan ook, menen wij dat Christus ons verlaten heeft. Dan zien wij dat ons geloof op een voelbare aanwezigheid of op troost was gebouwd. Voelen wij dat niet meer, dan is ons geloof weg. Maar geloof is meer dan een gevoel dat God dicht bij ons is. Geloof in God betekent: op Hem vertrouwen, op Zijn wijsheid. Hij weet toch beter dan ik wat voor mijn verlossing het beste is. Als wij geloven, dan moeten wij vertrouwen op Zijn liefde en voorzienigheid – waarin Hij ons nooit verlaat – ook in het midden van een storm, midden in schijnbaar onoplosbare situaties.
Ons geloof moet steeds gezuiverd worden. Een ziel die echt gelooft en zich uitsluitend aan God hecht, blijft onwankelbaar. Bekoringen, lijden en beproevingen bereiken slechts de oppervlakte van zijn wezen; in de diepte heerst vrede. De oppervlakte van de zee kan hevig worden bewogen bij een storm, maar de diepe wateren blijven onberoerd. Deze innerlijke vrede hangt slechts van één ding af, namelijk van onze houding tegenover God. Christus is de Heer. Als wij dat erkennen en Zijn woorden onvoorwaardelijk aanvaarden, dan blijven wij altijd veilig bij Hem Die alle kwaad heeft overwonnen.