Ontferm U over mij, o God,
volgens Uw grote barmhartigheid.
En delg mijn misdaad naar de rijkdom van Uw ontferming.
Was mij geheel van mijn schuld en reinig mij van mijn zonde.
Want ik ben mij van mijn misdaad bewust,
en mijn zonde staat mij steeds voor de geest.
Tegen U alleen heb ik gezondigd, gedaan wat kwaad is in Uw ogen;
zo zult Gij rechtvaardig zijn in Uw vonnis en rein in Uw oordeel.
Want zie, in ongerechtigheid ben ik ontvangen,
en in zonde ontving mij mijn moeder.
Gij bemint de oprechtheid des harten;
Uw geheime en verborgen wijsheid hebt Gij mij ontvouwd.
Besprenkel mij met hysop, en ik word rein;
was mij, en ik word witter dan sneeuw.
Laat me weer vreugde en blijdschap vernemen,
dan zullen mijn verbrijzelde beenderen juichen.
Wend Uw gelaat af van mijn zonden en delg al mijn misdaden uit.
Schep een zuiver hart in mij, o God,
en vernieuw in mij een vaste geest.
Verwerp mij niet van Uw aanschijn
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij weer de vreugde van Uw heil en sterk mij met een willige geest.
Bozen zal ik Uw wegen leren,
en zondaars zullen zich tot U bekeren.
Bevrijd mij van bloedschuld, o God, God van mijn heil,
en mijn tong zal jubelen over Uw gerechtigheid.
Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal Uw lof verkondigen.
Als Gij een slachtoffer wilde, ik zou het U schenken;
maar in brandoffers hebt Gij geen behagen.
Een offer voor God is een vermorzelde geest;
een verbrijzeld en deemoedig hart zult Gij, God, niet versmaden.
Wees Sion, Heer, in Uw goedheid genadig; herbouw Jeruzalems muren.
Dan zullen onze gaven en brandoffers U als ware offeranden behagen;
dan brengt men weer stieren op Uw altaar.